[Deventer, Herman van]
DEVENTER (Herman van), kartuizer, geboortig uit Deventer, overl. 7 Aug. 1404 te Keulen. Aanvankelijk was hij ‘rector scholarum’ in Arnhem. Op het einde van het derde kwartaal der 15de eeuw, toen Hendrik Aeger van Kalcar (IV, 823) prior was van het kartuizerklooster Monnikhuizen bij Arnhem, werd hij zoozeer getroffen en door de vrome levenswijze der monniken en vooral door zijne gesprekken met den prior, dat hij besloot om het habijt van S. Bruno aan te nemen. Daar dit voornemen in strijd was met den wil zijner ouders, vertrok hij heimelijk naar den vreemde en trad in het klooster op den Sint Beatusberg bij Coblenz. Na het noviciaatsjaar te hebben volbracht, legde hij hier zijne professie af en leefde er vervolgens zoo voorbeeldig, dat men hem weldra benoemde tot vicarius dezer chartreuse en niet lang daarna tot prior. Echter vurig verlangende naar de stilte der cel, verkreeg hij na eenigen tijd ‘misericordia’ en kon hij den bestuurslast aan anderen overdragen. Maar omstreeks 1387 werd hij andermaal prior en wel van het St. Barbara-klooster in Keulen. Dit klooster bleef hij tot aan zijn dood besturen, ofschoon hij herhaaldelijk tevergeefs aan het generaal kapittel der orde verzocht had om ontheven te worden. De kloosterkroniek bevat over hem veel lof. Hij was een man van buitengewone godsvrucht, wijsheid en vaderlijkheid. In het laatst der 15de eeuw werd hij tevens als visitator aan het hoofd gesteld van de Rijnprovincie, die zich uitstrekte van Amsterdam tot Bern, en waaronder dus ook de kartuizerkloosters bij Amsterdam, Utrecht, Arnhem en Roermond ressorteerden. Zoozeer genoot hij het vertrouwen van het bestuur van den Urbanistischen tak van de kartuizerorde, dat het generaal kapittel van Seiz hem het volledige gezag had opgedragen over alle huizen der Rijnprovincie ‘cum potestate dispensandi et absolvendi, et de monachis providendi, prout sibi videretur expedire’. In zijn
laatste levensjaren werd hij gekweld door verschillende ziekten en ‘er door gezuiverd als goud in den smeltoven’. Om deze reden werd hij echter in 1402 eervol van het bestuur der provincie ontheven. In het klooster te Keulen bracht ook Hendrik van Calcar zijn levensavond door. Deze heeft echter zijn opvolger nog enkele jaren overleefd.
Zie: le Vasseur, Ephemerides Ord. Cartus.