Zande in doodsgevaar verkeerde en een onbeëedigd priester wenschte. Vinc. Delebecque ging als een doctor gekleed met zijn vriend in consultatie bij de zieke en kon haar zoo de laatste sacrament en toedienen. 8 Dec. 1798 werd hij naar Warneton geroepen om het kind van zijn broeder te doopen. Hij legt den weg, elf uren ver, af, gekleed als leurder in kousen en sajet en doopte zijn neefje, die later den bisschoppelijken zetel van Gent zou beklimmen. Ten laatste werd hij gevangen genomen (Dec. 1800) en te Oostende opgesloten. Met het concordaat kreeg hij zijne vrijheid. In 1802 was hij onderpastoor te Pitthem en 11 Jan. 1803 te Rumbeke. 8 Mrt. 1809 werd hij benoemd tot pastoor te Oostburg, Zeeuwsch-Vlaanderen. Om wille der toewijding en de vele diensten die hij bewezen had aan de slachtoffers der zeeuwsche koorts, de fransche soldaten, die in groot getal in Z. Vlaanderen verbleven wegens de landing der Engelschen in Walcheren, werd hij benoemd tot ridder van het legioen van Eer, 31 Mei 1810. Hij volgde het voorbeeld van Mgr. de Broglie en weigerde den eed af te leggen voorgeschreven aan de ridders van het legioen. Hij ontving dus nooit het diploma of het kruis, hem door den Keizer toegekend.
26 Maart 1811 werd hij verplaatst van Oostburg naar Boesinghe bij IJperen. Hij overleed in hetzelfde jaar als Adrianus d'Hauwer van Meerbeke, pastoor te Selsbeke, die zijn voorganger in het pastoraat te Oostburg was geweest, 1806-1809, en niet vermeld wordt door Krüger.
Zie: J.B. van Baveghem, Het martelaarsboek der Belgische geestelijkheid (Borgerhout 1873) V, 87; Annuaire eccles. de Malines (1861), 261; Kerstens, Journal hist. X, 1843, 205; Krüger, Gesch. bisdom Breda IV, 550.
Fruytier