[Dam, Johannes van]
DAM (Johannes van), geb. te Utrecht 6 April 1805, overl. te Leiden 12 Juli 1877, zoon van Theodorus v.D. en Henrica van Nes. Vóór de belgische omwenteling was hij van 1827 tot 1829 onderwijzer in het Bedelaarsgesticht ‘la Cambre’ bij Brussel, en van 1829 tot 1831 in het centraal tuchthuis te Gent. In deze stad knoopte hij vriendschapsbetrekkingen aan met den dichter Prudens van Duyse, Judocus Jan Steyaert, schoolhoofd, en Johan Michiel Dautzenberg (zie art. in dit deel). Met dezen laatste bleef hij zijn leven lang bevriend. Van Dam was hem bij zijn letterkundige vorming een gewaardeerd raadgever en hielp hem in de studie van taal en dichtkunde. In Maart 1831 keerde hij naar Utrecht terug, waar hij dienst nam als vrijwilliger in het leger, waarvoor hij het metalen vrijwilligerskruis ontving. Bij het bestrijden der belgische opstandelingen verloor hij een oog. Na een diensttijd van vier jaren, werd hij opnieuw aangesteld als r.k. onderwijzer eerst in de correctioneele gevangenis te Hoorn, tot in 1838, en daarna in de crimineele gevangenis te Woerden, In 1872 vereerde de Maatsch. tot Nut v. 't Alg. hem een zilveren medaille voor zijn 45 jaren dienst als gevangenisonderwijzer. 2 Juni 1877 vertrok hij uit Woerden naar Leiden, waar hij spoedig overleed.
Hij schreef kindergedichtjes, die zijn vriend Dautzenberg toelieten te zeggen, dat hij ‘met veel geluk op van Alphen's voetstappen wandelde’. Men vindt van hem dichtproeven in den Muzenalmanak (Jg. 1829 en 1837); in den Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, 1841 (Thijl Uilenspiegel en Sint Nimmer) en 1842 (Request van genootschappelijke Vereeniging van Jeneverstokers in Holland onder zinspreuk Tot nut van 't gemeen); in Christophilus, 1842 (Ahasveros, rhapsodische legende); in den Nederlandschen Volksalmanak, 1842 (Het verzonken Slot) en ook in het Gentsch Jaerboekje. In den Gids verscheen zijn opstel: Een Blik op het Schoolonderwijs in den Kerker (1863, II, blz. 517). In 1855 liet hij een Kalender voor de 19e Eeuw drukken, ten voordeele van de slachtoffers der overstrooming in 1854-55. Onder