uitgegeven geschriften hem werden te laste gelegd, ‘niet en approbeere’, werd hij op zijn verzoek 1 Juni 1663 weder tot het Avondmaal
toegelaten. Sedert algemeen beschouwd als vijand van het Huis van Oranje, werd hij herhaaldelijk als zoodanig bedreigd, vooral bij de
oranjebewegingen te Leiden in 1668. Hij ontkende echter steeds de hem ook toegeschreven en verboden Politike Discoursen te hebben geschreven; dit ook in zijn brief aan Johan de Witt van 3 Oct. 1662. Door den invloed van Pieter de Groot en Johan de Witt, zijn vollen neef, die beiden in de bewerking van het Interest de hand hebben gehad, blijkens brieven van 2 en 7 Juni 1662, werd hij eindelijk tegen verdere vervolging beschermd. In 1664 ontwierp hij met zijn zwager van der Voort e.a. een plan tot het vinden van een doorvaart door het Noorden naar China, welk plan door den Engelschen oorlog van 1665 niet tot uitvoering kwam. Hij was 4 Nov. 1657 te 's Gravenhage gehuwd met de vermogende Elisabeth Tollenaer en bezat, behalve een huis te Leiden aan het Steenschuur, het buitenverblijf Meerburg onder Leiderdorp, waar hij, 1658, hier te lande de eerste ananassen heeft gekweekt. Na den dood van zijn eerste vrouw (6 Oct. 1658) huwde hij 1 Maart 1661 te Amsterdam de eveneens vermogende Catharina van der Voort. In 1666 heeft hij te Amsterdam gewoond, misschien tijdelijk in het Dolhuis geplaatst. Wij vinden hem in 1667/70 weder te Leiden gevestigd, in Jan. 1671 echter weder te Amsterdam in de (Achter)Spinhuissteeg no. 63, terwijl hij, nu en dan te Leiden komend, verblijf hield bij zijn zuster Jeanne. April 1672 nam hij, in gezelschap van den amsterdamschen schepen, Bontemantel, deel aan een bezoek aan de IJsellinie. Na den eersten aanslag op de Witt trachtte hij zijn vermogen in veiligheid te brengen en na den moord op den raadpensionaris vluchtte hij, niet ten onrechte beducht voor zijn persoonlijke
veiligheid, evenals Pieter de Groot, naar Antwerpen, waar wij hem 8 Nov. 1672 vinden, terwijl zijn vrouw blijkbaar nog te Amsterdam was. Einde 1673 is hij terug in het vaderland en in het voorjaar van 1674 woont hij op den Fluweelen Burgwal te Amsterdam, waar wij hem verder gevestigd vinden, nog steeds in lakenzaken, des zomers op Meerburg bij Leiden. Hij stierf te Amsterdam en werd 2 Mei 1685 in de Nieuwe kerk aldaar begraven. Hij liet een dochter na, Magdalena, geh. met Mr. W. Backer, en een zoon Pieter, die volgt.
Van hem: Interest van Holland ofte Gronden van Hollands Welvaren. Aangewezen door V.D.H. (4 drukken, Amst. 1662), opnieuw bewerkt onder den titel: Aanwijzing der heilsame politike Gronden en Maximen van de Republike van Holland en West-Vriesland (Leid. en Rott. 1669, 2e druk; duitsche en fr. vert. Rotterdam 1671), fransche vertaling van een gedeelte onder den titel Mémoires de Jean de Witt par mad. de Zoutelande) (la Haye 1702, Ratisbonne 1709); Het welvaren der Stad Leiden, uitg. B.W. Wttewaall (Leiden 1845) is een uittreksel uit het boek, dat in zijn geheel werd uitgegeven door F. Driessen (Leiden, 1911) met belangrijke bijlagen en aant. over hem, zijn familie en zijn werken en de tegen hem geschreven boeken en pamfletten.
Aan hem werden toegeschreven ook de waarschijnlijk door zijn broeder Johan geschreven boeken: Consideratien van Staet ofte Polityke Weegschaal, beschreven door V.H. (Amst. 1661, 2e dr. 1662); Consideratien en Exempelen van Staat. Omtrent de fondamenten van allerley Regeringen. Beschreven door V.H. (Amst. 1660, 2e dr. Amst. 1661; 3e-6e dr. Amst. 1662); Politike Discoursen, beschreven