[Coppenol, Lieven Willemsz]
COPPENOL (Lieven Willemsz), geb. 1598, overl. 1667 of 1668 te Amsterdam, beroemd schoonschrijver, wiens naam echter wel het meest bekend is geworden door de portretten, die Rembrandt van hem heeft gegraveerd en geschilderd. Als fransche schoolmeester verbleef hij eerst te Haarlem ‘In de gecroonde Penne in de Coninxstraat’. Dit was in 1617, en vervolgens vestigde hij zich in 1624 ‘In de Baghynestraet by 't Clockhuys’. Kort daarna schijnt hij naar Amsterdam verhuisd te zijn, waar hij in 1628 wordt vermeld als fransche schoolmeester ‘In den Hertog van Saxen, bij de Jan Roônpoortstoren’. Daar huwde hij, reeds weduwnaar zijnde, met Grietje Andries den 19. Juni 1644. Vooraf had hij een calligrafische trouwbelofte op perkament geschreven, die nu in het Rembrandthuis te Amsterdam te zien is. Het echtpaar vestigde zich in de woning der bruid: Haarlemmerstraat over de Eenhoornsluis, in ‘de Oude Tobias’. Zij overleed 7 Mei 1661. Gedurende deze huwelijksjaren was Coppenol bevriend met Rembrandt, die in 1653 zijn portret etste met zijn kleinzoontje, bekend als de kleine Coppenol, en hem in 1658 schilderde, waarnaar ook door Rembrandt zelf een ets is gemaakt, genaamd de groote Coppenol. De kleine schilderij op papier is bij Alfred Rothschild te Londen. Zij behooren tot het beste werk van den meester en werden reeds in dien tijd door dichters bezongen. Vondel maakte vóór 1660 een versje op den schoonschrijver, eindigend: ‘Als Coppenol wil triomfeeren, Dan zweeft hij op zijn ganzeveeren’.
Vóór zijn tweede huwelijk had Coppenol zijn school en het woonhuis aan het Singel bij de Warmoesgracht verkocht voor ƒ28.000, hij was dus een gefortuneerd man. In 1665 werd hij voor schepenen gedaagd wegens verbreking van trouwbeloften aan een naaistertje, in een kelder wonende, Jannetje Blocq. Haar eisch werd ontzegd en zij ging in hooger beroep bij het Hof van Holland, bewerende, dat zij reeds vier jaar tot Coppenol in een intieme verhouding had gestaan. Zijn ontkennen baatte niet, en hij werd veroordeeld, 1 Juli 1667, om haar te trouwen ‘in facie Ecclesiae aut coram Magistratu’. De bruigom was toen 70 jaar en is kort daarop overleden. Wurzbach verhaalt, dat hij, met zijn calligrafische werken op een platten wagen uitgestald, de huizen der liefhebbers afreed. Fred. Muller bezat van hem 10 stuks schoonschriften, allen br. fol. meest 1662, aet. 64, zijnde ‘fondamenten der staende letter, en schoonschrift van verzen door verschillende dichters.
Behalve genoemde portretten door Rembrandt, werd Coppenol nog afgebeeld in het begin van 1658 op een gravure door C. de Visscher (Muller, Beschrijv. Catalogus); zijn buste in marmer is gebeeldhouwd door A. Quellinus.
Zie: Oud Holland 1883, blz. 88; Archief voor de Nederl. Kunstgeschiedenis III, 72; Catalogus van het Rembrandt-huis 1920, blz. 48 en Supplement 1923, 13; Vondels werken, uitg. v. Lennep - Unger, Dl. 1657/8, 346; Houbraken, I, 298; Wurzbach, Niederländ. Künstlerlexicon i.v.
Sterck