[Coninck, Gijsbrecht Jansz.]
CONINCK (Gijsbrecht Jansz.). Uit een vonnis van Alva van 29 Mei 1572, afgekondigd 29 Juni 1572 blijkt, dat Gijsbrecht Jansz. en Pieter zijn broeder, werden gebannen, terwijl Jan Gijsbrechtsz., de zoon, met hun hulp een aanslag beraamd hebbende, om Dordrecht te verrassen, werd gevat en te Brussel verbrand. Gijsbrecht Jansz., de vader, werd geb. in 1518 of 1519, was koopman in haring, rogge, hoppe enz.; zijn zoon Jan bovengenoemd, was zijn facteur of vertegenwoordiger, die naar Duitschland en Frankrijk reisde, om zaken te doen. In 1567 was hij nog pachter van de kraan Roodermond te Dordrecht, maar sloot zich later bij de Watergeuzen aan en was in het voorjaar van 1572 te la Rochelle als hopman dienende onder de Rijk. In Febr. 1572 werd hij ‘uitgeroepen’ om voor het gerecht te verschijnen, maar bleek toen Dordrecht verlaten te hebben. Na den overgang van Dordrecht tot den opstand in Juni 1572, kwam hij weer in de stad, en werd kapitein van een der drie ‘cromsteerten’, door de stadsregeering tegen de Spanjaarden uitgerust. Voorts werd hij later dijkgraaf van de Alblasserwaard en ‘koninck van de Cloveniersschutterij’. Hij stierf 22 Dec. 1582, en werd in het O.-L. Vrouwenkoor der Groote kerk te Dordrecht begraven.
Zie: Dordr. Cour. 1 April 1922; in de oudere litteratuur (vgl. VI, 325) heerscht veelal verwarring tusschen den vader Gijsbrecht Jansz. en den zoon Jan.
van Dalen