[Casembroot, Jehan de]
CASEMBROOT (Jehan de), heer van Backerzeele, Zellick, Cobbeghem, Berchem en Fenain, geb. omstr. 1525, gest. te Vilvoorde 14 Sept. 1568, zoon van Leonard, burgemeester van Brugge en Maria Reyvaert, stamde uit een aanzienlijk brugsch regeeringsgeslacht, dat zich als van italiaansche afkomst beschouwde, reeds in de 15e eeuw daar bloeide en 6 Oct. 1620 in den adeldom bevestigd werd Eerst opgenomen aan het hof van den landvoogd Emanuel Philibert van Savoye, trad hij later in dienst van graaf Lamoraal van Egmond als diens secretaris en raadsman. Hij was een smaakvol en geleerd latijnsch dichter en schrijver, zeer invloedrijk bij zijn meester, die hem in belangrijke zaken gebruikte. Hij deelde sterk in diens oppositie tegen Granvelle en nam ijverig deel aan het Verbond der Edelen, waarvoor hij in Namen werkte. Katholiek blijvend, behoorde hij tot de actiefste leden van dat Verbond, stelde zich scherp tegenover geloofsvervolging, bood mede het Smeekschrift aan en nam deel aan de beraadslagingen der Edelen van het Verbond te St. Truyen en te Duffel en aan de overeenkomst van 25 Aug. met de landvoogdes. De Beeldstormers vonden in hem een krachtig bestrijder, al toonde hij zich te Oudenaarde, waar Egmond, als stadhouder van Vlaanderen, hem tot gouverneur had aangesteld, aanvankelijk geneigd om den Gereformeerden vrijheid van godsdienstoefening toe te staan. Met Egmond stelde hij zich in het najaar van 1566 ter beschikking van de landvoogdes tot stilling der volksbeweging en trad weder vooral heftig op tegen de Beeldstormers in Vlaanderen, die hij scherp deed vervolgen. Bij Egmond's gevangenneming in Sept. 1567 werd ook hij gevat, herhaaldelijk verhoord en gepijnigd, vooral om hem voor Egmond compromitteerende bekentenissen af te dwingen, terwijl zijn papieren werden geconfisceerd. Door den Bloedraad 9 Aug. 1568 ter dood veroordeeld, werd hij 14 Sept. 1568 te Vilvoorde onthoofd. Zijn weduwe,
Wilhelmina van Bronkhorst, schonk hem een