Oosterhesselen 30 Maart 1735, te Gieten 1 Juni 1739.
Hij schreef: Somnium (1718); Tractaatje over de sterfte van het rundvee (1719); Matthiae Libii Cato Pastoralis (1728); Opstel van de dadelijke godtgeleertheit .... (Gron. 1729); Heilige Mengelstoffen (Gron. 1730); Weegschale van het Heiligdom (Gron. 1731); Helsche boosheid of grouwelijcke zonde van Sodomie (Gron. 1731) vertaald; Libellorum rariorum partim editorum partim ineditorum fasciculus primus etc. (Gron. 1733).
Hij was een ‘hevig ijveraar voor het huis van Oranje’.
Zie: Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. (1903) I, 737-739; Kerkelijk Handboek (1911) Bijl. 182, 192; (1914) Bijl. 160.
Knipscheer