[Bussingh, Johannes Wilhelmus (2)]
BUSSINGH (Johannes Wilhelmus) (2), zoon van den vorige en Elizabeth van der Linden, geb. te Delfshaven 31 Oct. 1761, overl. te Alfen a/d. Rijn 6 Juli 1828. Hij studeerde te Leiden in de godgeleerdheid, werd predikant te Vinkeveen 30 Maart 1783, te Monster in 1786, te Gorinchem 2 Nov. 1788, te Gouda 5 Mei 1793. Op 23 Juni 1795, ‘het 1ste jaar der Bataafsche Vrijheid’, is hij door de municipaliteit van de stad uit zijn ambt ontzet en verbannen. Reeds werd 25 Aug. d.a.v. een ander in zijne plaats beroepen. In 1802 echter kon hij (uit Rotterdam) in zijne gemeente terugkeeren, waar hem in 1824 bij Koninklijk besluit eervol emeritaat werd verleend. Hij was lid van het Koninklijk Ned. Instituut, en sedert 1807 van de Maatschappij der Ned. Letterkunde. Deel III van Mnemosyne (1822-1828) bevat van zijne hand een lezing Over den invloed der revolutiën op het taalgebruik der volken. Reeds toen hij 20 jaar was behaalde hij met een gedicht: ‘Lof der weldadigheid’ den gouden eereprijs bij het haagsch genootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’. Over het gebeurde in 1798 schreef Bussingh een Ampele memorie, een Aenhangzel tot mijne Memorie ...., waarin ook van hemzelven een portret voorkomt, en Brief over zijne remotie te Gouda aan J.H. van der Palm (zie dl. V, kol. 430) (Rott. 1795), waarvan binnen het jaar drie drukken verschenen. Voorts: Gezangen voor de Gereformeerde kerk van Nederland (Rott. 1796/1797), drie deelen; Toepasselijke liederen gezongen ten voordeele van de noodlijdenden door den watervloed in 1799; Gezangen ter viering van het Paaschfeest; De weldadigheid (1807); Feestzangen voor het Koninklijke Huis (Haarl. 1817); Aan Nederland, ten behoeve van noodlijdenden door de overstrooming
te Gouda 7 Maart 1825 (Rott. 1825); Vertoogen over onderscheidene onderwerpen (Rott. 1797); Twee leerredenen (Rott. 1802); Redevoeringen bij Neerlands verlossing (Rott. 1815); Kerkelijke redevoeringen (Rott. 1819), en andere gedichten.
Zijn portret is gegraveerd naar de Lein door H. Roosing en door Evans.
Zie: Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. (1903) I, 730-733; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl. 116, 117, 137, (1910) Bijl. 168; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), blz. 768.
Knipscheer