1673 overleed, en daarna door Feye van Heemstra, in 1690 overleden. Het draagt in de wandeling den naam van ‘het Burmaniaboek’ en strekte o.a. prof. te Water voor zijn Historie v.h. Verb. der Edelen en later de Haan Hettema en van Halmael voor hun Stamboek v.d. Fr. Adel tot een welkomen en betrouwbaren gids.
Upco van B. was gehuwd met Rinsck (Rints) Roorda van Tjummarum, dochter van Jurrien en van Doedt van Cammingha. Het echtpaar ligt te Stiens begraven; op hun grafzerk dit distichon: ‘Hic cubat ad festas Upco Burmania luces et sociata suo Rinskia Roorda viro’. Zij wonnen 5 zoons en 4 dochters; van de zoons gaan Here en Sybrant hiervoor. De oudste zoon Georg of Jurrien v.B. komt voor in dl. VI, kol. 235; de tweede zoon, Douwe, overl. te Orleans in 1597, oud 22 jaar, vermoedelijk als student. Van de dochters huwde Frau met Bocke of Bocco (1) van Burmania, zie hiervoor; terwijl Haringh in 1646 te Deinum is gestorven, na Bocke van Feytsma tot echtgenoote te hebben gehad.
Zie: Stamboek v.d. Fr. Adel; te Water, Verb. der Edelen II, 312-314, III, 497, 498, IV, 409-412; Kok, Vaderl. Wdb.; Scheltema, Staatk. Nederl. I, 202, 203, II, 372; Eekhoff, Bekn. besch. v. Friesl., 181; Nederl. Heraut (grafzerken in Friesland).
Regt