[Burmania, Laes Ulbo van]
BURMANIA (Laes Ulbo van), geb. op Martenastate te Cornjum, gedoopt 3 Maart 1700, overl. op Hanenburg onder Tietjerk 9 Juli 1751, zoon van Tjaard en van Remia van Douma.
Hij trad in militairen dienst en was luitenant-kolonel, toen hij in 1746 deel uitmaakte van de bezetting der stad Namen, die door de franschen belegerd werd. Hij en zijn aanverwant Gemme Onuphrius v.B. (zie aldaar) verzetten zich in den krijgsraad van 30 Sept. met klem tegen de overgave der stad. Zij deden voorstellen om met succes de vesting te verdedigen, althans ten volle de eer te redden, en verzochten, toen men hier niet in wilde treden, met de hun toevertrouwde manschappen te mogen aftrekken, doch ook dit werd niet toegestaan. Na inneming der stad werd de bezetting krijgsgevangen gemaakt, doch niet lang daarna in vrijheid gesteld. Laes Ulbo v.B., opgeklommen tot generaal-majoor, overleed weinige jaren later.
Hij was 10 April 1740 te Metslawier gehuwd met Juliana Dorothea van Unia, overl. te Peize 15 Oct. 1782, oud 67 jaar, eerder weduwe van Hobbe Esaias Ulbo van Unia, en dochter van Douwe (of later: Willem Emilius) van U. en van diens eerste vrouw Lucia Juliana barones van Schratenbach. Uit dit huwelijk sproten 5 kinderen t.w. Carel Douwe Unia v.B. (1740-1764) vaandrig bij de garde; Tjaard Willem (over wien: Ned. Leeuw XLI, 12); Lucia Helena, echtg. van Edzard Tjaarda van Starckenborgh; Romelia Elisabeth, geh. met Daniël Joseph Slotsboo, en Elisab. Maria, die slechts één jaar oud werd.
Zie: Stamboek v.d. Fr. Adel; Bosscha, Neerl. Held. te Land2 II, 430.
Regt