[Burmania, Hobbe van]
BURMANIA (Hobbe van), gedoopt te Leeuwarden 25 Febr. 1705, overl. 12 Febr. 1765, zoon van Ubbo Aylva, die volgt, en van Anna Maria Baerdt van Sminia.
Hij werd in 1721 bij afstand zijns vaders benoemd tot grietman van Leeuwarderadeel, doch wegens zijn minderjarigheid bleef zijn vader zijn substituut (tot 1727). Hij werd lid van Gedeputeerde staten van Fr. en gecommitteerde in de provinciale rekenkamer. Als grietman was hij in 1734 tegenwoordig bij de inkomst van prins Willem IV en diens gemalin, werd in hetzelfde jaar als commissaris-politiek afgevaardigd naar de synode te Bolsward en in 1747 lid der admiraliteit op de Maas.
Hij, woonachtig op het Huizumerpad te Leeuwarden, werd in Juni 1748 bij gelegenheid van het oproer wegens de verpachtingen, door het gepeupel uit zijn huis gehaald en naar de Groote Kerk gevoerd, waar men hem dwong een geschrift te onderteekenen, waarin gecommitteerden werden benoemd om de grieven des volks te onderzoeken. Het is bekend, dat de beangste Staten in die dagen alles zonder aarzelen eenparig aannamen. Zij zonden intusschen een commissie van bekende oranjegezinden naar den Prins om hem van een en ander op de hoogte te brengen en zijn overkomst te verzoeken. De commissie bestond uit Hobbe en Jarich van Burmania, Hessel Vegelin van Claerbergen en Jan Sirtema thoe Grovestins. Toen de Prins kwam, een proclamatie uitvaardigde en een commissie van onderzoek instelde en in Augustus troepen uit Overijsel verschenen om tegen verdere rustverstoring te waken, begonnen de gemoederen tot rust te komen. H.v.B. die in 1765 door het ijs zakte en verdronk, huwde 3 Febr. 1732 Helena Emerentia Lucia van Unia, geb. te Leeuwarden 14 Oct. 1712, overl. 21 April 1743, begr. te Huizum, dochter van Julius en van Helena Maria van Aylva, die hem negen kinderen schonk, o.a. jhr. Ulbo, die volgt.
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret was tot 1859 in de verzameling van jhr. van Sminia te Bergum.
Zie: Slothouwer, Friesche troebelen (1748) in Nijhoff's Bijdr. 3e reeks II, 402 vlg.; Blok, Gesch. Ned. Volk2 III, 447; Baerdt v. Sminia, N. Naaml. v. Grietm., 35, 36; Ned. Adelsb. (1912), 464.
Regt