Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 236]
| |
in 1717 tot houtvester en pluimgraaf van Friesland aangesteld en werd 17 Sept. 1723 te Leiden voor de studie der rechten ingeschreven. In 1737 werd hij ordinair raad in het Hof van Friesland, maar deed 28 Sept. 1762 van dit ambt afstand ten behoeve van Dr. Quiryn de Blau. Met groote voorliefde bezield voor alles wat op de geschiedenis en oudheidkunde van Friesland betrekking had, bracht hij een groote verzameling en een uitgebreide bibliotheek, daarop betrekking hebbende, bijeen. Hij leverde aan den hoogleeraar J.W. te Water belangrijke bouwstoffen voor diens werk Historie van het Verbond en Smeekschrift der Edelen, terwijl hem het auteurschap wordt toegekend van de volgende werkjes, zonder naam van den schrijver in het licht verschenen: Naamrol des Raden 's Hoffs van Friesland (1499-1742) enz., waarachter verscheide gedichten van Friesche Edelen (Leeuw. 1742, 4o); Beschrijving van de Friesche dorpen (Leeuw. 1749); Analecta of enige oude ongedrukte Schriften van diversen inhoud tot Friesland alleen specterende (Leeuw. 1750, 4o). Deze bundel bevat o.a.: Pluymgraaf in de 16e eeuw; Naamlijst der Holtphesters, sinds 1591; Commissie tot 't kopen van swaane-veeren; Naamregister der Postmeesters; Veertig verzen van Friesche edelen in het Latijn; en een aantal andere artikelen. Een volledige inhoudsopgave staat in Cat. Bibl. Ned. Lett. II, 615, 616. Voorts Frisia nobilis, of lijk- en graf- sampt mengeldichten, enz. op diverse Friesche Edelen (Leeuw. 1755) en door den uitgever Wigerus Wigeri aan hem opgedragen. In laatstgenoemd werk komen op de bladzijden 27-52 twee-en-twintig latijnsche gedichten ter eere van een 20-tal Burmania's voor. Nog in het laatst van zijn leven gaf hij uit: Naamlijst der Heeren Grietslieden en Secretariën in Vriesland, van de vroegste tijden af tot op het tegenwoordige met de Jaaren van aanstellinge. In rang der grieteniën (Leeuw. 1785, 4o). E.M. van B. huwde in 1726 Fokel Berber van Haersolte, geb. te Minnertsga? 14 Maart 1707, overl. te Leeuwarden 22 Oct. 1789, begr. te Jellum, dochter van Arend (VI, kol. 668) heer van Hoenloo, grietman van Barradeel, en van Rienckje Alegonda van Camstra. Uit dit huwelijk sproten 4 zoons en 4 dochters. Een zoon, jhr. Frans Laes van B., volgt; een dochter Willemina Eduarda huwde eerst met Gijsbert Arentsma van Idsinga en daarna in 1763 met Duco Martena van Burmania, zie hier voor. Zie: Stamboek v.d. Fr. Adel; Nederl. Adelsboek (1912), 463; te Water, Verbond der Edelen (zie de opdracht); Cat. Bibl. Ned. Lett. II, 611, 615. Regt |
|