den Hoek van Holland (1889), de spoorweg Schiedam-Maassluis (1890-92), de fundeering van het stoomgemaal te Schellingwoude (1892), groote schutsluis en visschershaven te IJmuiden (1894-95), de bezinking voor het wandelhoofd te Scheveningen (1900), verder een aantal baggerwerken; en in het buitenland: baggerwerken te Duinkerken (1880), zijnde eerst eene proefbaggering met den zelfladenden zandzuiger Adam I(1880), en te Calais en Boulogne sur Mer, eveneens eene proefbaggering met de Adam II (1881), later gevolgd door definitieve baggeringen in die beide havens (1880-84), te Oostende (1882-87), te Pasajes nabij St. Sebastiaan in Spanje, waar ook rots werd weggebaggerd na opruiming met springstoffen (1884-87), gevolgd door den bouw van kaaimuren en ophooging van terreinen (1891-93), te Aviles (in het artikel Volker verkeerdelijk Ailes genoemd) bij Oviedo (1887-91), te Bordeaux (1889-91), te St. Nazaire (1890), te St. Hélier op het eiland Jersey (1896-97), te Dublin in vereeniging met de firma K.L. Kalis (1896-1900), te Valencia (niet zooals bij Volker vermeld is, Malaga (1900). Ook werden langzamerhand nagenoeg alle werken, zoowel nieuwe als onderhoudswerken, aan het Noordzeekanaal te IJmuiden en aan den Rotterdamschen Waterweg te Hoek van Holland door Volker en Bos aangenomen.
In 1896 vereenigden zich de beide firma's met de bremensche aannemersfirma Ficke & Co tot de Bremer Baugesellschaft Volker, Bos, Ficke & Co., die in 1910 verdoopt werd in Hanseatische Baugesellschaft V., B., F. & Co. De voornaamste werken, die deze firma's in Duitschland hebben uitgevoerd, zijn: baggerwerk in de Weser bij Bremerhaven (1896-97), in het Oostfriesche Gaatje en in de buitenhaven bij Emden (1899-1901), in de nieuwe havens op Kuhwärder bij Hamburg (1901-3), in de visschershaven te Nordenham aan de Weser (1903), in de Elbe bij Cuxhaven (1903-4), maken van nieuwe havens te Harburg (1904-6), verlenging van de kolenscheepshaven te Hamburg (1904-6), ophooging van terreinen te Einswarden aan de Weser (1905), baggerwerk op de Elbe bij Krautsand (1906) en bij Cuxhaven (1906-7), groote havenwerken op Helgoland (1908).
In 1873 vestigde P.A. Bos zich te Dordrecht, in 1880 te Gorinchem.
Op 27 Juli 1883 werd hij gekozen tot lid van den Raad van laatstgenoemde gemeente. Op 29 Dec. 1884 werd hij tot wethouder gekozen. Bij zijn periodieke aftreding als wethouder op 2 Sept. 1902 verzocht hij, niet voor een herkiezing in aanmerking te komen en op 26 Juni 1903 nam hij ontslag als raadslid. Bos heeft veel voor Gorinchem gedaan, o.a. heeft hij de gasfabriek, nadat de gemeente haar van den particulieren eigenaar had gekocht, geheel gereorganiseerd en gezorgd, dat zij steeds voldoende capaciteit had. De prijs per kubieken meter werd na eenige jaren van zijn beheer op de helft gebracht.
Hij werd 8 Sept. 1892 benoemd tot lid der Staatscommissie tot het instellen van een onderzoek betrekkelijk de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Aan het verslag, hetwelk deze commissie 14 April 1894 uitbracht, nam hij zeer werkzaam deel en zijne medeleden waardeerden zeer de vlugheid en nauwkeurigheid, waarmede hij van allerlei soorten werken de begrooting van kosten wist op te maken.
Behalve in zijn vak was hij ook in andere richting werkzaam. O.a. was hij commissaris van de Rotterdam-Deli-maatschappij, van de