[Bol, Jacob Jacobsz.]
BOL (Jacob Jacobsz.), geboren te Antwerpen, woonde te Amsterdam; hij was in Dec. 1599 ruim 25 jaar, maakte als kwartiermeester op ‘de Blijde Boodschap’, de reis van Mahu en de Cordes mee 1598-1600.
Op zestienjarigen leeftijd was hij naar Holland gegaan en was, vóór hij op deze vloot medeging, driemaal op nederlandsche schepen naar Spanje geweest, naar San Lucar de Barrameda, Cadix en Setubal, om zout, olie en wijn te halen. Hij was een arm man, maar kon schrijven; toen hij wegvoer, wist hij niets van de te volgen route noch van Peru; onderweg kwam hij op de hoogte, zoowel van het plan om Japan, Californië en de Molukken te bezoeken, als van de spaansche krijgsmacht in Peru. Dit maakte hem ongerust en hij wendde zich in de Straat van Magalhães tot Sebald de Weert met de vraag of de vloot soms militaire bedoelingen had, maar die had hem gerustgesteld. Hij wist den datum van vertrek, 27 Juli 1598, van de aankomst aan de Straat van Magalhães, 6 April 1599, en van het verlaten der Straat, 4 September, wat één dag mis was (3 September). Hij wist ook, dat men den ingang van de Straat kon herkennen aan drie hooge heuvels, die er uitzagen als kerken; dat had hij van Laurens Claesz, die meer technische bijzonderheden van de Straat wist. Hij kende Santa Maria als rendez-vous en wist, dat het fout op hunne kaarten stond. Olivier van Noord kende hij persoonlijk en hij had het schip ‘De Gouden Leeuw’ in Amsterdam zien liggen, evenzoo de acht schepen van van Neck.
Hij was één der zes manschappen, die met Dirck Gerritsz te Valparaiso aan land gingen, hij werd gevangen genomen en legde te Callao de Lima 20 en 21 December 1599 een verklaring af, waaraan alle bovenstaande bijzonderheden ontleend zijn.