met Clara Wilhelmina Laumayer in het huwelijk.
De belgische revolutie van 1830 verstoorde op hardhandige wijze zijn gelijkmatige loopbaan. Birnbaum bevond zich in Duitschland, toen het onweer losbrak. Zijn verhouding tot de beide partijen der belgische oppositie, die thans de overhand kregen, was den laatsten tijd niet zeer goed geweest; hij had steeds gestaan aan den kant der nederlandsche regeering, die hem indertijd van gewoon huisleeraar tot het leuvensche professoraat had geroepen. Birnbaum aarzelde dan ook niet, de consequenties van de gebeurtenissen van 30 te trekken. Hij bezocht Leuven, waar hij de universiteit gesloten vond, nog slechts één keer om zijn belangen te regelen. De provisioneele belgische regeering deed geen moeite om hem terug te houden, hoewel sterke stemmen uit de leuvensche burgerij er om riepen.
In 1833 aanvaardde hij een professoraat te Freiburg im Breisgau; maar slechts 4 semesters duurde zijn verblijf aldaar. Den 9en Februari 1835 riep de nederlandsche regeering den badenschen hofraad Birnbaum als gewoon hoogleeraar naar Utrecht. Hij kwam in de Nederlanden terug als in zijn vaderland.
Te Utrecht heeft hij, gedurende een tijdsverloop van 5 jaar (1835-40), colleges gegeven over het jus naturae, het jus publicum et gentium en het jus criminale. Zijn geschriften uit dien tijd bestaan in een zeventiental strafrechtelijke verhandelingen, die in het Archiv des Criminalrechts (1854-56) verschenen zijn. Alles te Utrecht beviel hem, behalve het klimaat. Dit werkte ongunstig op den gezondheidstoestand van zijn vrouw, zoodat B. in 1840 besloot, een professoraat voor straf- en natuurrecht aan de universiteit te Giessen te aanvaarden. Hiermede eindigt Birnbaum's betrekking tot de Nederlanden. In Giessen steeg hij tot zeer groot aanzien; 1875 nam hij, in hoogen ouderdom, ontslag; twee jaar later ontsliep hij ruim 85 jaar oud.
Zijn portret is gelithografeerd door H.J. Backer (naar Neumann) en door Lemonnier.
Zie: Alb. Stud. Acad. Rhen. Traj. en Carl Gareis, Joh. Michael Franz Birnbaum, ein Cultur- u. Lebensbild (mit Porträt, Giessen 1878).
van Strien