[Betz, Hendrik Johan]
BETZ (Hendrik Johan), geb. te Rotterdam 20 Dec. 1842, overl. te 's Gravenhage 23 Dec. 1905, zoon van Gerardus Henri B. (zie hiervóór) en Johanna Catharina van Staveren, studeerde sinds 1861 te Leiden in de medicijnen en promoveerde aldaar 8 Dec. 1866 op een proefschrift: De theorie der ontsteking. Na zijn promotie was hij eenige jaren assist.-geneesheer in het ziekenhuis aan den Coolsingel te Rotterdam, doch weldra vertrok hij naar den Haag, waar hij zich aan literairen arbeid wijdde. Hij schreef artikelen, vooral op filosofisch en staatkundig gebied, in De Ned. Spectator, De Banier en De Tijdspiegel. Afzonderlijk verschenen van hem te 's Gravenhage o.a.: Levensschets van Baruch de Spinoza (1876); Spinoza en de vrijheid (1877); Ervaringswijsbegeerte (1881); Het spiritisme (1882); Spinoza en Kant (1883).
Hij huwde 25 Mei 1871 te Amsterdam met Adriana Elisabeth Andriessen.