[Belle, Jan van]
BELLE (Jan van), dichterlijk en taalkundig aangelegd schoolmeester, geb. te Haarlem omstreeks 1690, begr. aldaar 30 April 1754, heeft zich als psalmberijmer en als schrijver van een Nederduitsche spraakkunst eenigen naam verworven. Van huis uit Doopsgezind, ging hij met de zijnen over tot de Remonstranten, ‘daar hij zijne bejaarde Dogter heeft laten dopen, alleen, naar hij voorgaf, omdat de leraren dier gemeente, zig meer dan in enige andere, toeleiden op het spreken van goedt en zuiver Nederduitsch’. Zoo verhaalt Andriessen in zijn Aanmerkingen op de Psalmberijmingen van Petrus Dathenus, als een bewijs van des schoolmeesters groote liefde voor zijn moedertaal. Inderdaad is van Belle's dochter Johanna, kind uit zijn huwelijk met Marijtie van Steenkist, 17 Dec. 1739 in de Remonstrantsche kerk gedoopt. Zijn tweede vrouw, Janneke ter Brugge, keerde na den dood van haar man tot de Gereformeerde kerk terug. Duidelijk spreekt de taalminnaar uit zijn Korte Wegwijzer ter Spel-Spraak- en Dichtkunden... in Neederduitse Dichtmaate, op 100 Bladzijden gesteld, die in 1748 te Haarlem het licht zag. De schrijver zelf stelde deze berijmde spraakkunst, die ook voor de dichtkunde eenige waarde heeft, hooger dan zijn in 1755, dus na zijn dood, verschenen Korte Schets der Nederduitsche spraakkunst, waaraan daarentegen zijn leerlingen en vrienden de voorkeur gaven. Het volgende jaar kwam te Haarlem een proeve van zijn dichtkunst uit: Eenige Gedichten, naagelaaten door Jan van Belle; uitgegeeven door eenige liefhebbers der Dichtkunde, nadat reeds in 1749 de Zinrijke Zinspeelingen, uit het Frans van den Heere de la Motte, ruimschoots nagevolgd, door Jan van Belle, een indruk hadden gegeven van zijn vertaalkunst. Belangrijker
is zijn uitgave van Davids Psalmen; Volgens der Hoogmogende Heeren Staaten Bijbeltekst, Op nieuws in volle vaerzen en korter dan ooit berijmd; Verders op de gewoone Zangwijzen, en, tot gemak der Leerlingen, die op Instrumenten speelen, op den G-sleutel daarbij gesteld, .... (Haarlem 1733). Het werk verkreeg de ‘goedkeuringe en aanprijzinge’ der Classis. Dat ook deze schoolmeester gelegenheidsgedichten maakte, spreekt vanzelf. Een gedicht in hs. op de stadsbibliotheek te Haarlem, schijnt erop te wijzen, dat van Belle lid is geweest van de rederijkerskamer de Wijngaardrank, met de zinspreuk ‘Liefde bovenal’. Zekerheid dienaangaande kreeg ik intusschen niet.
Zie: van Iperen, Kerkelijke Historie van het Psalmgezang, I, 223; Frederiks en van den Branden, Biographisch Woordenboek 2e uitg., 51; Cat. Mij. Lett. I, 6; Kossmann, Nederlandsch Versrythme, 1922, 69v.
H.E. Knappert