[Bastiaans, Johannes Gijsbertus]
BASTIAANS (Johannes Gijsbertus), geb. 31 Oct. 1812 te Wilp (Gelderland), overl. 16 Febr. 1875 te Haarlem, vestigde zich eerst als horlogemaker, maar ging in 1836 naar Duitschland, om zich geheel aan de studie der muziek te wijden. Te Dessau kreeg hij les van Friedrich Schneider, daarna te Leipzig van Mendelssohn en Becker. In 1837 gaven Bastiaans en Becker een orgelconcert. In 1838 vestigde B. zich te Amsterdam, waar hij in 1839 organist der Zuiderkerk en van het Blindeninstituut werd. In 1858 werd hij organist der St. Bavokerk te Haarlem. Hij componeerde verscheidene liederen, koralen en orgelstukken, waarvan een uitvoerige opgave te vinden is in J.H. Letzer, Muzikaal Nederland (Utrecht 1911). Verder schreef hij: De zangkunst gegrond op de physiologische kennis van het stemapparaat (1864). Hij was één der stichters van de Bachvereeniging te Haarlem (1867). In 1843 werd hij tot buitenlandsch eerelid der academie te Rome benoemd.
Zijn zoon, Johannes Bastiaans, geb. 5 Oct. 1854, overl. 1885, volgde hem als organist der St. Bavokerk op.
Zie: Hugo Riemann, Musik-Lexicon; F.J. Fétis, Biographie universelle des musiciens (Paris 1866); J.H. Letzer, Muzikaal Nederland (Utrecht 1911).
Spier