[Baltensz, Frans]
BALTENSZ (Frans). Over zijn vader Balten Fransz. spreekt Schotel, Kerkel. Dordrecht I (Utr. 1841), 52, 203. De zoon was boekdrukker te Dordrecht, aanhanger van David Joris, den dweepzieken wederdooper. Hij schreef: Gulden kleinoodt, streckende tot verclaringhe van het 13de capittel des Euangeliums Johannis (1635). De kerkeraad van Dordrecht verklaarde op 27 Dec. 1635 van den schrijver, dat ‘hij een persoon was, seer swack ende kranck van herssenen’, en nam de gebruikelijke maatregelen tegen de verspreiding van zijn geschrift. Hij liet volgen: Samaritane ofte spiegel der Godvreesentheyt en eerbaarheyt ofte gespreck van den Heere met het rechtgeloovigh wijf van Samaria .... (1648), een boek dat door zijn onverstaanbaarheid vermaard is geworden en om zijn zeldzaamheid gezocht wordt. Men verhaalt dat, vóór het gedrukt was, de regeering de uitgave verboden had. De schrijver knipte het handschrift in snippers, soms van slechts halve en heele regels, schudde alles in een mand of zak dooreen, en voegde deze stukjes door elkander op zijn drukpers. Het Naamregister van Ned. Boeken van Abcoude en Arrenberg verhaalt dat er zelfs een herdruk van verscheen te Amsterdam. Ook moet hij, volgens dezelfden, nog geschreven hebben: Historie van Joseph .... (Dordr. 1648).
Zie: Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. I (1903), 310 v.; Vaderl. Letteroefen., 1835 (Dec.); C. Sepp, Het staatstoezicht op de godsd. letterk. in de Noordel. Nederl. (Leid. 1891), 70-72; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 24 (no. 590).
Knipscheer