[Bakker, Jan de]
BAKKER (Jan de) of Johannes Pistorius, geb. te Woerden begin September 1499, verbrand te 's Gravenhage 15 Sept. 1525. Zoon van Jan Dirksz., koster te Woerden (de naam zijner moeder is onbekend), van 1511 tot 1514 leerling op de kapittelschool van den Dom, daarna van de Hieronymusschool, ook te Utrecht, waar toen de welbekende Hinne Rode rector was, heeft hij van dezen geleerde, die voor de Nederlandsche hervorming van zoo groote beteekenis geweest is, sterken invloed ondergaan. In 1520 heeft hij in zijn geboortestad openlijk de nieuwe leer gepredikt en het jaar daarna een poos te Leuven gestudeerd, waar toen ook Erasmus colleges gaf. Want Jan Dirksz., die zijn zoon vóór alles priester wilde zien, hoopte, dat Leuven hem van zijn kettersche denkbeelden genezen zou. Inderdaad is hij daarna pastoor geweest van het thans verdwenen Jacobswoude, het ambtswerk vereenigend met eene evangelische prediking, gelijk in deze jaren van de nog weinig belijnde nieuwe denkbeelden mogelijk was en ook bij vele andere priesters blijken zou. In het begin van 1523 is hij priester in Woerden, misschien verbonden aan het altaar van het bakkersgilde, hier ook gehuwd met Jacoba Jacob Jansz. dochter, een vormloos huwelijk zonder kerkelijke wijding, voor een deel misschlen als protest tegen het priestercoelibaat. In dezen tijd vallen dan ook zijn tochten door Holland, waar zich talrijke kringen van sacramentariërs bevonden (de Delftsche is vooral bekend), geen georganiseerde gemeenten nog, maar toch groepen die ter onderlinge geloofsversterking bijeenkwamen. Toen hij zich nu ook tegen den in 1525 gepredikten aflaat richtte, volgde zijne gevangenneming en overbrenging naar den Haag, 10 Mei. De Gevangenpoort zat reeds vol verdachten. Het geding van heer Jan voor de inquisiteurs Nicolaas Copinus de Montibus, Mr. Godschalk Rosemond en Ruard Tapper loopt van 11 Juli tot 7
Sept. Zijn kerkergenoot Willem Gnafeus de welbekende haagsche rector, heeft er ons uitvoerig over ingelicht. Het onderzoek gaat over de priesterwijding, de pauselijke macht, het vasten, de biecht en vooral over het priestercoelibaat, dat heer Jan verbroken had en waarover de meest aanstootelijke vragen in den hollandschen tekst van Gnafeus' relaas zijn weggelaten. Het verweer van den gevangene is waardig, scherp vaak, bijbelvast, met aanhalingen vooral uit het Nieuwe Testament. Hij heet Lutheraan, omdat ‘lutherije’ toen het algemeene woord voor ketterij was.