van van Aylva geschiedde, is ons niet bekend; in de twisten die sedert 1668 Friesland beroerden, behoorde hij niet tot de zoogenaamde prinsgezinden, maar tot de ‘hollandsche’ partij. Zij hadden hun oorzaak in de wijze waarop de Statenvergadering werd samengesteld (over die twisten zie men Blok a.w.). Ernst Sicco v. Aylva, Karel Roorda e.a. delfden wel het onderspit en moesten eenigen tijd buiten de statenvergadering blijven, doch lang kan dit niet geweest zijn, daar Aylva in 1672 als president der Gedep. Staten voorkomt. Toen hem in den nacht van 14 op 15 Juni v.d.j. het ontstellend bericht werd gebracht dat Overijsel zich aan de Keulschen en Munsterschen had overgegeven, riep hij terstond het college bijeen en noodigde tot deze nachtelijke vergadering ook de leden van het Hof, den burgemeester en de predikanten van Leeuwarden. Hier werd besloten den grootst mogelijken tegenstand te bieden en aan dit besluit had Friesland zijn behoud te danken.
Toen de Franschen het grondgebied van den staat verlaten hadden en de drie overheerde gewesten, Utrecht, Overijsel en Gelderland verzochten weer tot de Unie te worden toegelaten, werd 16 Maart 1674 van Aylva met eenige andere friesche staatslieden gecommitteerd om het desbetreffende request te onderzoeken en te dienen van advies. In 1678 deed hij afstand van zijn grietenij ten behoeve van zijn oudsten zoon Ernst (3) (kol. 55). Na dien tijd vonden wij niets meer van hem aangeteekend. Hij huwde in 1658 met Anna van Cammingha, geb. 5 Febr. 1640, overl. in October 1675, dochter van Taco en van Luts van Grovestins. Behalve de genoemde Ernst werden uit dit huwelijk geboren: Luts, die eerst met Frans Duco Watzes van Cammingha, daarna met Frederik Willem graaf van Limburg Stirum huwde; Douwe, jong overleden en Sicco, die als overste luitenant te Hulst stierf en daar 3 Oct. 1703 werd begraven.
Zie: Blok, Gesch. v.h. Ned. Volk2 III, 157, 158; Nederl. Adelsb, 1912, 70; Wagenaar, Vad. Hist. XIII, 341, 342; Kok, Vad. Wdb. II, 399, 400; Baerdt v. Sminia, Nieuwe Naaml. v. Grietm., 70, 71; Vrije Fries V st. IV, 373; Stam- en Wapenb. Fr. Adel.
Regt