liet hij zich 13 Juli 1653 aan de academie te Groningen inschrijven om er de lessen van den beroemden Maresius te volgen.
In het voorjaar van 1654 werd hij predikant te Vledder in Drente, welke standplaats hij reeds in November 1655 met Zwolle verwisselde. Hier huwde hij 3 Maart 1657 met Gesina Haeke, dochter van een zwolschen burgemeester; zij schonk hem vijftien kinderen, waarvan negen hem in den dood voorgingen.
In 1665 nam Vollenhove, nadat een beroep naar Leeuwarden door hem was afgeslagen, de beroeping naar den Haag aan, waar hij op 30 Aug. werd bevestigd en bijna 40 jaren dienst zou blijven doen. In 1670 eerst naar Leiden, daarna naar Amsterdam beroepen, bedankte hij beide malen. Van Mei tot November 1674 vertoefde hij te Londen als prediker eener door de Staten-Generaal uitgezonden missie en stellig in verband met deze reis werd hem in 1675 door de hoogeschool te Oxford het doctoraat honoris causa in de theologie verleend. In 1681 werd hij curator van de latijnsche school te 's Gravenhage.
In hetzelfde jaar op 21 Juli stierf Gesina Haeke te Kampen en werd te Zwolle begraven. Twee jaar later, op 7 Nov. 1683, trad Vollenhove weer in het huwelijk met Katharina Rozeboom, weduwe van den secretaris Johan Goethals, welke hij ook nog zou overleven. Zij overleed in den Haag 21 Febr. 1691.
In 1694 trad Vollenhove op als voorzitter der Synode. Zijn laatste prediking voor de haagsche gemeente had op 6 Mei 1705 plaats, daar toenemende doofheid hem verhinderde zijn ambt te blijven vervullen. Hij behield zijn volle tractement en bleef aanvankelijk lid van den Kerkeraad. Op 3 Febr. 1706 moest hij echter ook deze werkzaamheid laten varen. Twee jaren later stierf hij en 21 Maart 1708 werd hij uit zijn woning aan de Prinsegracht, thans no. 41, die hij reeds in 1667 had betrokken, begraven in de Groote Kerk.
Behalve een uitnemend en gevierd kanselredenaar was Joannes Vollenhove een zeer verdienstelijk dichter, die in zijn tijd een groote populariteit genoot en thans te veel vergeten is. Vondel waardeerde bem zeer en hij was met mannen als Huygens, Antonides van der Goes, Moonen, Sluyter en andere dichters zeer bevriend. Met Geeraert Brandt te Amsterdam voerde hij een drukke briefwisseling, die is uitgegeven in Joan de Haes, Het leven van Geeraert Brandt ('s Gravenhage 1740).
Reeds te Vledder had Vollenhove een uitgebreid dichtwerk voltooid: de Kruistriomf, dat zijn meesterstuk is gebleven. Het zag in 1656 te Amsterdam het licht en is aan den zwolschen magistraat opgedragen. Te Zwolle en den Haag bleef hij dichten en van tijd tot tijd zagen verzen van hem het licht. In 1686 vereenigde hij al zijn tot dusver verschenen werken tot een te Amsterdam uitgegeven Bundel Poëzij. Een deel hiervan, n.l. De Kruistriomf en de Godsdienstige zangen is, vermeerderd met een aantal latere verzen in 1750 onder den titel Kruistriomf en Gezangen te 's Gravenhage herdrukt.
Tal van preeken, door Vollenhove gehouden, zijn gedrukt. In 1699 waren reeds een aantal versche-