[Veen, Simon Cornelisz. van]
VEEN (Simon Cornelisz. van), oudste zoon van Cornelis van Veen (kol. 1296) en Geertruyd Simonsdr. van Neck, werd waarschijnlijk in 1555 te Leiden geboren. Den 8en Februari 1575 neemt hij deel aan de plechtige opening der leidsche Universiteit. De feestelijke inhuldigingsstoet werd gesloten door ‘de vaandels van den edelen erntfesten jonkr. Aelbrecht van Raephorst en van Symon van Veen’. Simon was achtereenvolgens stadsadvocaat van Leiden, advocaat-fiscaal (1595) en lid van den Hoogen Raad (1607). Toen hij advocaat-fiscaal werd en derhalve tegen de godsdienstoefeningen der katholieken moest waken, was hij reeds Calvinist geworden. Zijn vrouw Anna IJsenouts van der Messe, dochter van den burgemeester Jan IJsenouts, met welke hij den 15den Augustus 1579 gehuwd was, bleef vurig katholiek en spaarde geen moeite, om haar 17 kinderen op te voeden in het voorvaderlijk geloof. De vader verzette zich niet daartegen. Hij liet zelfs toe, dat zijn dochters onder de moederlijke hoede als klopjes of geestelijke dochters leefden. Zeer verdraagzaam van aard, behandelde hij de om den geloove gevangen priesters, o.a. den door Sasbout Vosmeer aangestelden vicaris-generaal van het haarlemsche bisdom, Elbert Eggius, een aanzienlijken Amsterdammer, met de grootste voorkomendheid. Den 26sten October 1610 stierf hij, nadat hij weer in de katholieke kerk was teruggekeerd. Als advocaat-fiscaal werd hij opgevolgd door Hugo de Groot.
Zijn geschilderd portret door O.v. Veen is in het Louvre te Parijs.
Zie: Navorscher 1871, XXI, p. 191; v.d. Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool, p. 402; Fruin, Uittreksel uit Francisci Dusseldorpii Anales 1566-1616, p. 121; Haarl. Bijdragen X, 298, XX, 139; Biogr. liégeoise par
de Beck de Lièvre, I, 332; Studiën, Jg. 50; Les livres des peintres de Carel van Mander II, 275; Fred. Muller, Catal. v. portretten, p. 263; Bredius in Arch. Ned. Kunstgesch. 1882, V, 66; N. de Roever in Oud-Holland III, p. 43; P.J. Blok, Gesch. eener holl. stad II (1912) 119; Geneal. en Herald. Bladen III, 369; J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam II, 638; Barlaei, Poëm. T. II, p. 534 Orlers, Beschr. van Leiden, 367; P. Visschers, Iets over Octavio van Veen; van Mieris, Beschr. v. Leiden II, p. 386. vv.
Kleijntjens