[Veen, Cornelius van]
VEEN (Cornelius van), geb. te Waalwijk 4 Mei 1627, priester en norbertijner-kanunnik der abdij Tongerloo, waar hij 3 Maart 1650 de kloostergeloften aflegde en frater Alipius genaamd werd.
Toen hij 10 Juni 1713 overleed, was hij senior van al de abdijheeren. Hij behaalde aan de universiteit te Leuven den graad van licentiaat in de theologie en trad als professor op in de abdij te Postel 1657-59. Achtereenvolgens was hij pastoor te Moergestel 3 Dec. 1663, secretaris van den abt, 1667, cellier, 1668, provisor, 1670, pastoor in Broekem, 12 Febr. 1647, in Poppel, 30 Juni 1685-1705. Hij keerde naar de abdij weer om zich voor te bereiden tot den dood en bleef tot het einde toe de sterke man; hij behield al zijne geestvermogens, geheugen, en goed humeur en was trouw aan de spreuk ‘ad utrumque fortunae vultum, vultu non nisi uno’. Door aanhoudende studie was hij zeer bekwaam in het kerkelijk recht en verdedigde onvermoeid de rechten en voorrechten zijner orde. Hij schreef een lijvig boekdeel in handschrift Proprium Praemonstratense.
Zie: W. van Spilbeeck, Necrologium B.M.V. de Tongerloo (Tongerl. 1902) 113-14; Goovaerts, Ecrivains de l'ordre de Prémontré II, 326.
Fruytier