voor desen Bedienaer des H. Evangelii binnen Amsterdam, ende nu professor der H. Theologie in de universiteit tot Leyden, als mede bedienaar des H. Evangelii aldaer (vgl. ter Haar, a.w., blz. 101).
Zijne vrouw overleed omstreeks 1643 (zie ter Haar, a.w., blz. 104).
Johannes Coccejus heeft eene lijkrede over hem uitgegeven, gehouden 17 Apr. 1654 in opdracht van den senaat. De voornaamste bijzonderheden zijn daar ontleend aan een opstel, door Trigland voor zijne kinderen geschreven. Zij is te vinden in Opera omnia Joh. Cocceji (VI, 483). Het opstel zelf van Trigland is verloren gegaan. Naar vrij algemeen gebruik onder aanzienlijken en gegoeden lieten zijn nagelaten betrekkingen een begrafenispenning slaan ter uitdeeling aan hen, die mede de laatste eer bewezen. Afbeelding en beschrijving daarvan gaf P.C.G. Guyot, De begrafenispenningen van .... Jac. Triglandius, den ouden, en Johannes Fredericus Gronovius (Nijm. 1847) Zijn geslachtswapen vertoont een gedeeld schild, boven drie burchten, onder drie eikels, met bovenschrift: ‘sublimis et imus’ (hoog geplaatst en ootmoedig). Rietstap beschrijft dit wapen (Armorial général, Gouda 1887, II, 938b) aldus: ‘D'azur à trois glands effenillé d'or, les queues en bas, au chef du même ch. de trois tours du champ’.
In 1664 gaven zijne kinderen een nagelaten werk van hem uit: Antapologia, sive examen atque refutatio totius Apologiae Remonstrantium. Opus posthumum (Hardervici 1664).
Van zijne elf kinderen bleven zeven in leven. Bekend zijn: Cornelis Trigland, de oudste, predikant te Wormer, Hoorn en 's Gravenhage, opvoeder van den Prins van Oranje (overl. 1679), Theodorus Trigland, advocaat bij den Raad van Holland, professor in de rechten te Harderwijk; Jacobus (2) Trigland, predikant te Monster (sedert 1646), te Alkmaar (sedert 1648), te Haarlem (sedert 1651) en te Amsterdam (sedert 1661; overl. 1664); zie Kerkel. Handb. 1907, Bijl., 137; 1908, Bijl., 99, 101, 116. Zijn kleinzoon en naamgenoot volgt.
Portretten van Trigland bestaan als schilderij door J.v. Teylingen en v.G., als prenten door C.v. Dalen, W.J. Delft, J. Houbraken, A. Coenraats en een onbekend kunstenaar.
Zie: H.W. ter Haar, Jacobus Trigland ('s Gravenhage 1891); Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 160; (1908), Bijl., 101; Nederl. Archief v. Kerkgesch. I (1902), 57, 62, 71, 80, 204 v.; H.H. Kuyper, De Post Acta (Amst./Pretoria, 1899), reg.; H. Kaajan, De groote synode van Dordrecht; B. Glasius, Godgel. Nederl. Biogr. Woordenb. ('s Hert. 1856) III, 441-446.
Knipscheer