[Toutenhoofd, Abraham]
TOUTENHOOFD (Abraham), geb. 1 Mei 1781, overl. te Goes 10 Oct. 1833, werd opgeleid in het vak van den waterstaat, dat in Zeeland zulk een groote rol speelt. Hij werd in 1803 opzichter in dienst van de republiek en in 1808 assistent-landmeter. Toen Zeeland in Apr. 1810 door Napoleon geannexeerd werd, ging hij over in franschen dienst en werd tot conducteur des ponts et chaussées benoemd. Omstreeks denzelfden tijd werden de gemeenten in Zeeland georganiseerd en Toutenhoofd benoemd tot maire van Sinoutskerke en Baarsdorp.
Bij de 7e organisatie van den nederlandschen waterstaat na de totstandkoming van het koninkrijk, was hij een der in Zeeland dienende opzichters, die tot ingenieur benoemd werden. Onder den hoofdingenieur A. Schraver (II kol. 1298) had geen enkele ingenieur gediend en men achtte het toch noodig, dat hier de dienst evenals in de overige provinciën door ingenieurs vervuld zou worden. De opzichters, die toen in Zeeland in dienst waren en 25 December 1816 met ingang van 1 Jan. 1817 in het korps ingenieurs werden opgenomen, waren: Toutenhoofd, A. Caland (V kol. 67), J. Eugelvaart, K. Schraver (II kol. 1300), die ingenieur 2e klasse en B.H. Goudriaan (I kol. 964) en H. van Diggelen (V kol. 133), die aspirant-ingenieur werden. De vier eersten waren Zeeuwen; slechts de beide laatsten hadden eene wetenschappelijke opleiding gehad. Toen kort daarna Zeeland met Zeeuwsch Vlaanderen in 5 arrondissementen verdeeld werd en Goudriaan elders geplaatst werd, zou het vanzelf gesproken hebben, dat Toutenhoofd met het arrondissement Goes, bestaande uit Zuid-Beveland en Walcheren, belast was. Maar men achtte het gewenscht een eind te maken aan de vereeniging der technische betrekking met die van burgemeester, en hij werd met 1 Apr. 1817 te Dokkum geplaatst, terwijl J.H. Ferrand (1 kol. 859) te Goes kwam.
Toen in de meeste provinciën met ingang van 1 Juli 1822 de provinciale van den Rijksdienst gescheiden werd, werd Toutenhoofd te Delfzijl geplaatst en met den provincialen dienst in Groningen belast. Met ingang van 1 Aug. 1824 naar Assen overgeplaatst, werd hij bij Koninklijk besluit van 4 Aug. 1825 met ingang van 1 Oct. d.a.v. bevorderd tot ingenieur 1e klasse, en tegelijk met laatstgenoemden datum overeenkomstig zijn wensch te Goes geplaatst. Te Assen en te Goes combineerde hij den Rijks- en den provincialen dienst.
Hij huwde Maria Jacoba de Wareen, overl. 14 Oct. 1832, bij wie hij vijf kinderen had, die bij zijn overlijden nog jong waren.
Ramaer