[Torre, Jaspar de la]
TORRE (Jaspar de la), geb. te Brussel omstreeks 1550, norbertijn der Lieve Vrouweabdij te Middelburg, vluchtte 1574, na de verjaging uit de abdij en uit Zeeland, naar Brabant met de overige abdijheeren. Volgens een lijst van 1574 werd Jaspar de la Torre, subdiaken, met zijn confrater, Andreas ab Herk, diaken, door den abt van Floreffe naar de abdij zijner orde te Veurne gezonden. Het schrikbewind der Calvinisten in Vlaanderen, 1578 en volgende jaren, zal hen weder voortgejaagd hebben. Op verzoek van den middelburgschen bisschop Jan van Stryen (kol. 1264) nam daarna de abt van Park hen op. Fr. Jaspar was gedurende eenige jaren werkzaam in de nonnenabdij zijner orde te Gemp, komt voor op de lijst der abdijheeren van Middelburg 1579 ingediend bij de Gecommitteerde raden van Zeeland, en verkreeg 1579-81 pensioen van de Staten van Zeeland evenals zijn confrater Andr. van Herck. 1585 verbleef hij te Park. 9 Juni 1590 zond hij een verzoekschrift aan den Koning, waarin hij zijn verblijf te Veurne niet vermeld, maar zegt, dat hij gestuurd is naar de abdij te Park en aldaar het achtste jaar van zijn verblijf zeer ziek is geworden, waarop hij naar zijn overste J. van Stryen, bisschop van Middelburg, te Leuven, is teruggezonden. Bij den dood van den bisschop van Stryen, 1594, vroeg J. de la Torre aan den Koning om de eigendommen van de abdij van Middelburg in bewaring te mogen nemen, wat hem niet werd toegestaan maar werd opgedragen aan den abt van Park. Hij herhaalde zijn verzoek, doch zonder gevolg. Wel vindt men zijn naam en dien van Math. van Iersel, een der laatste abdijheeren, (V kol. 253), onder een stuk aangaande de erfenis van Joh. van Stryen, 1595. Hetzelfde jaar machtigt hem de abt van Park om een geschil te vervolgen, reeds gerezen onder L. Schellink, in zijn leven, proost der abdij Middelburg, 1594. In dat jaar was hij pastoor te Quarebbe bij Leuven. In 1595 komt hij voor als pastoor te Wemmel bij Brussel, parochie der
norbertijner-abdij Grimbergen, waar hij Philippus van Rambergen was opgevolgd, die 13 Febr. 1594 abt van Grimbergen was geworden. 1600 nam Jaspar de la Torre ontslag als pastoor (Bijdr. Brab. III, 1904, 316). Zijn verder verblijf of het tijdstip van zijn dood is niet bekend.
Zie: de Smet, Corpus Chron. Flandr. I, 728; Archief Zeeland (1907), 169; Bijdragen bisdom Haarlem XXII, 211, 220-226, 233, 235.
Fruytier