[Scheltema, Carel Steven Adama van]
SCHELTEMA (Carel Steven Adama van), geb. 25 Jan. 1815 te 's Gravenhage, overl. 12 Aug. 1897 te Arnhem, studeerde te Leiden (ingeschr. 15 Sept. 1832), als predikant te Borsselen bevestigd 29 Sept. 1839, stond vervolgens te Kolijnsplaat 1844, te Hoorn 1845 en te Amsterdam 1849 tot zijn emeritaat in April 1881, woonde daarna te Ede op huize Kernheim en van 1883 tot zijn dood te Arnhem. Tijdens zijn lange ambtsbediening te Amsterdam verwierf hij grooten naam als bevorderaar van het sociale werk van den predikant. De christelijke philanthropie in Engeland was hem daarbij vooral ten voorbeeld. Verschillende wijkgebouwen en stichtingen (Koning Willemshuis) danken aan hem hun oorsprong; hij ijverde inzonderheid ook voor drankbestrijding en volkszang. Hij schreef en vertaalde een zeer groot aantal grootere en kleinere werken in poëzie en proza van stichtelijken, romantischen en propagandistischen aard. Hier kunnen slechts enkele titels genoemd worden: Lessen van levenswijsheid, eene geordende dichterlijke bloemlezing uit Salomo's spreuken ('s Hertogenbosch 1848); De Spiegel der waarheid, fabelen, Florian naverteld (Amst. 1851); Hulde aan Willem Egeling, stichter der Nederl. Vereen. tot Afschaffen van sterken drank (Haarlem 1858); Miles Standish (naar Longfellow) benevens Perpetua, oorspr. dichtstuk (Amst. 1859); Vriendschaps aandenken, aanteekeningen op eene reis door Engeland en Schotland (Amst. 1862); Wat goeds ik in den vreemde zag, schetsen uit de reisportefeuille (Amst. 1864, 2 dln.); Voor Zang en Bedestond, liederen naar Philip Phillips (Amst. 1872); stichtelijke liederbundels o.a. onder de titels: Voor Huis en School (1870, 72, 2 dln.), Zingt den Heer (1873, 2 dln.), Dient den Heer (1873),
Ons Gezangboek (1874), Neerbosch-zangen (1879); voorts gelegenheidszangen als: De inneming van den Briel (1872), Liederen bij het zilveren kroningsfeest van koning Willem III (1874) enz. Een groot aantal zijner liederen zijn in den zangbundel der Hersteld Ev. Luth. gemeente, enkele ook in den Vervolgbundel der Ned. Herv. kerk opgenomen (in den laatste de nrs. 222, 227). Hij vertaalde o.a. Bunyan's Christenreize (1869), Oom Tom's levensgeschiedenis (1877) naar Beecher Stowe, In Engelands donkerste wildernissen van William Booth (1891), Jan Ploeger's plaatjes bij nieuwe praatjes naar C.H. Spurgeon. Van Spurgeon (1892) zoowel als van Beecher Stowe (1896) gaf hij een levensschets. Hij redigeerde den Bijbelschen Almanak en was lid van het hoofdbestuur van het Nederlandsch Godsdienstig Tractaatgenootschap.
Uit zijn huwelijk met mejuffr. Stokhuyzen had hij twaalf kinderen, waaronder Frederik (zie IV, 1211), die de vader van den dichter C.S.A.v.S. zou worden; hij her-