Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Ripperda, Johan (1)]

RIPPERDA (Johan) (1), op Weldam, geb. omstr. 1535, overleden 5 (15) April 1591, zoon van Unico, drost van Salland, en van Judith van Twickel. Hij was met drie paarden, met zijn broeder Eggerik, in 1570 in het gevolg der

[p. 1188]

gedeputeerden van Overijsel om aan Anna, dochter van Keizer Maximiliaan II van Duitschland bij haar huwelijk met koning Filips, namens die provincie een gouden lampet te vereeren. Als lid der ridderschap van Overijsel werd hij met Bentinck naar Brussel afgevaardigd ter teekening van de Unie van B., 1577, en daarna nevens dezen naar Deventer gezonden om een overeenkomst te sluiten met de bevelhebbers van het krijgsvolk in die stad. Of hij lid van den Raad van State te Brussel is geweest, zooals de Wapenheraut meedeelt, is mij niet nader gebleken. Hij werd te Goor begraven.

Ripperda was gehuwd met Anna van Viermundt tot Odinck, dochter van Ambrosius en van Vrede van Mordien, uit welk huwelijk elf kinderen sproten.

Zie: Wapenheraut V, 173, 175; Bondam, Onuitg. Stukken I, 176, 186, V, 162; J.C. de Jonge, Unie van Brussel, 164; Bijdr. Gesch. Overijsel I, 34, 44; Beelaerts, Stichtsche Leenen, 56; Ned. Heraut 1884, 252 (grafzerk).

Regt