[Ripperda, Adolph Henrick]
RIPPERDA (Adolph Henrick), heer tot Beurse en Heerjansdam, geb. omstr. 1625, overleden na 1672; zoon van Peter Vincent tot Vorden, en van Anna van Eerde tot Beurse. Hij werd in 1649 in hetzelfde jaar als zijn broeder Maurits Herman (kol. 1189) geadmitteerd in de ridderschap van Zutphen en door dit college afgevaardigd ter Staten-Generaal, waar hij zich als oranjegezind staatsman deed kennen. In 1667 was hij gevolmachtigde tot de vredesonderhandelingen met Engeland te Breda en werd in 1671 door H.H. Mog. met de heeren Paets, van Vierssen en H.L. Gockinga in commissie naar Overijsel gezonden ter regeling der aldaar gerezen geschillen. In 1672 komt hij nog voor als gedeputeerde te velde, doch na dien tijd vonden wij hem niet meer vermeld. In onderstaande Beschr. Zwijndr. Waard staat vermeld, dat in den grafkelder te Heerjansdam een Ripperda begraven ligt, maar aldaar schijnen geen gegevens voorhanden te zijn.
Ripperda huwde vermoedelijk te Heerjansdam (ondertr. te 's Gravenhage 28 Oct. 1663) met Wilhelmina van Tuyll van Serooskerken vrouwe tot Heerjansdam en Maelstede, geb. omstr. 1640, dochter van Peter en van Maria van Liere. Uit dit huwelijk sproten twee kinderen: Anna Maria (1666-1739), in 1686 gehuwd met Assueer Torck, drost van Wageningen en rekenmeester in Gelderland, en Pieter Hieronymus R. tot Beurse heer van Petkum en Heerjansdam, gedoopt te 's Gravenhage 5 Aug. 1667, hofrichter in het oostfriesche Hofgericht, en in Nov. 1724 zonder oir overleden.
Zie: Genealogie Ripperda in Wapenheraut V, 216, 220; Jaarb. Ned. Adel VI, 334; Wagenaar, XIII, 265, 266; van Hattum, Gesch. van Zwolle III, 426; Aitzema, Saken van St. en O. VI, 27, 28, 46, 70; d'Estrades, Lettres et Negoc. V, 349; Scheltema, Staatk. Nederl.; J.W. Regt, Beschr. Zwijndr. Waard 91.
Regt