graven van Aremberg, verblijvend op het slot te Honsholredijk. Cornelis Reynegom volgde zijn schoonvader na diens dood op in de ambten en dienst van het huis van Aremberg. Zijn huwelijk werd met negen kinderen gezegend (Goethals, Dictionn. des familles nobles, Brux. 1852), waarvan het vierde, de hier bedoelde Cornelius, den geestelijken stand omhelsde. Gedurende het Twaalfjarig Bestand werd het slot Honsholredijk en de bezittingen te Naaldwijk door de familie v. Aremberg verkocht aan prins Frederik Hendrik. De vader Corn. Reynegom, overl. 3 Juli 1616, zijn echtgenoote 7 Mei 1618, beiden werden in het hoogkoor der kerk van Naaldwijk begraven. Cornelius, de zoon, werd kanunnik en de laatste deken van het kapittel te Naaldwijk. Door invloed zijns vaders kreeg hij deze kanunnikdij van het reeds lang verstrooide kapittel. 1599 was Ant. Lapidaneo deken en waren er nog 3 kanunniken, die een alimentatie trokken uit de inkomsten van het opgeheven kapittel. Hij hield zich een tijd schuil te Zevenbergen, een heerlijkheid der Arembergen, en stond er de Katholieken bij. 1617 werd Cornelius, die den titel voerde van doctor in de theologie, biechtvader bij de Victorinnen ten Antwerpen; hij schonk aan het klooster een geschilderd glasraam met opschrift en zijn familiewapen. Later woonde hij te Delft; hij trad 17 Febr. 1634 op als getuige en gaf een latijnsche verklaring over de brielsche martelaren, de Norbertijnen Jacobus Lacoupe en Adrianus van Hilvarenbeek. Hij overleed te Delft in 1636 (De Katholiek LX, 76), niet 1640, zooals in Batavia Sacra II, 246 en in Hist. ep. Ultraj. 422 verkeerd staat aangegeven. Zijn portret wordt volgens deze werken bewaard in de pastorij aldaar.
Zie: Graf- en gedenkschriften v. Antwerpen IV, 393; Bijdragen bisdom Haarlem II, 152, 426, IX, 156, XXVII (1903), 340; Poplimont, La Belgique héraldique IX, 152; H.J. Allard, De H. Jac. Lacop in Studiën IV (1872) 26, 38, 40.
Fruytier