Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1150]
| |
geb. in de omgeving van Wilna 24 Mei 1749, gest. te Wilna in de tweede helft der 18de eeuw. Van dezen poolschen edelman, die te Amsterdam tot het Jodendom overging, zijn verschillende verhalen in omloop; hier is de russische historicus Kraszewski gevolgd. De jonge graaf Valentine studeerde te Parijs met zijn vriend Zaremba, afkomstig van Portugal. De vrienden bezochten een café, waarachter in een loofhut een oude Jood over een zwaren foliant gebogen zat, die in hebreeuwsch letterschrift gedrukt was. Zij vroegen naar den inhoud en kregen ten antwoord: ‘Dit is de Heilige Schrift der Joden, en zij is in de Heilige taal geschreven.’ Als Katholieken hadden zij de bijbelstudie nooit voor noodig gehouden en hun belangstelling werd in die mate opgewekt, dat zij zich aan de studie van het Hebreeuwsch zetten. In een half jaar tijd hadden zij dit doel bereikt en werkten zich door den Pentateuch enz. heen. Potocki besloot nu naar Holland te vertrekken en te Amsterdam, een der weinige europeesche plaatsen, waar dit mogelijk was, tot het Jodendom over te gaan. Hij besloot echter eerst naar Rome te vertrekken, om in het hart der kerk haar waarheden nog eens te onderzoeken; dan wilde hij naar Amsterdam gaan. Van Rome uit vertrok hij per schip naar Amsterdam, nam daar het Jodendom aan en noemde zich nu Abraham ben Abraham, naar den stamvader des Jodendoms. Hij bleef eenige maanden in de Republiek. Vervolgens bezocht hij Palestina, Duitschland en Polen en vestigde zich te Ilje in het gouvernement Wilna, waar hij eenige maanden in gebed en studie doorbracht. Een jongen, die zich ter synagoge wanordelijk gedroeg, was oorzaak van zijn dood. Toen hij den jongen berispte en op zijn slechte opvoeding wees, verried diens vader hem bij de plaatselijke autoriteiten. Tevergeefs had men den verdwenen graaf gezocht en geen gedachte op Amsterdam gehad. In Polen leefde hij stil als een eenvoudige Jood, doch na zijn arrestatie werd hij naar Wilna gebracht. De edelen zagen in zijn amsterdamschen overgang een jeugdige domheid en zij poogden hem tevergeefs terug te doen keeren tot de Kerk. Noch zijn moeder, noch zijn vrienden, noch de bisschop konden hem tot terugkeer bewegen. Hij gaf zich zelf uit voor een Jood Abraham, die een ander was dan graaf Potocki. Na lange gevangenisstraf werd hij op den tweeden dag van het Wekenfeest verbrand. De Joden durfden hun huizen niet te verlaten. Een zekere rabbi Sirkes wist van den beul eenige asch en een vinger te verkrijgen, die op de joodsche begraafplaats begraven werd. Rabbi Menachem Man ben Arjé Löb van Kisoen, de vermoedelijke leeraar van het Jodendom aan de beide edellieden, werd op 3 Juli 1749, 70 jaar oud, te Wilna verbrand. De herinnering aan ‘de groote Rabbi Abraham Ger Tsedek’ of enkel ‘Ger Tsedek’ (rechtzinnige bekeerling) leeft nog in grooten eerbied onder de russische en poolsche Joden voort. Zie: The Jewish Encyclopaedia X, 147; het verhaal (door Dick) is ook opgenomen in Das Buch der Polnischen Juden (Berlijn 1916), 59. Zwarts |
|