[Pina, Jacob alias Manuel de]
PINA (Jacob alias Manuel de), geb. te Lissabon 1616, gest. te Amsterdam in de tweede helft der 17de eeuw. Hij behoorde tot een portugeesche marranenfamilie, waarvan sommige leden erin slaagden aan de Inquisitie te ontsnappen en naar Amsterdam te vluchten om daar openlijk als Joden te leven. Manuel werd in 1660 in Holland Jood en nam den aartsvaderlijken naam Jacob aan. In Lissabon publiceerde hij een comedia burlesca, getiteld La mayor hazana de Carlos VI en een bundel humoristische gedichten Juquetes de la Niñez y- Travesukas det Ingenio (Lissabon 1656), ook genaamd Chausus del Ingenio y dislatas de la Musa. De Barrios noemt van dezen ‘poeta y musico excellente’ nog een werk Varias Poesias genaamd. Het overlijden van opperrabbijn Morteira betreurde hij in zijn Cancion en la muerte del Jaxam Saul Levi Morteira en in zijn Canção funebre, uit 12 gedichten bestaande en uitgegeven door Mendes dos Remedios; evenzoo den dood der martelaren Abraham Nuñes Bernal en Lope de Vera, in Spanje ter zake van het Jodendom verbrand (1655). In 1673 schreef hij in Joseph Penso's werk een portugeesch vers en een spaansch gedicht in Templo's spaansche Psalmvertaling.
Zie: Jewish Encyclopaedia X, 44; Mendes dos Remedios, Os Judeus Portugueses em Amsterdam (Coimbra 1911), 115-117; Elogios que zelozos dedicaron (Amsterdam 1656), 23 en 50.
Zwarts