1248 wijdde hij de O.L. Vrouwekapel in de Cist. abdij Heisterbach. De wijdingsakte, kopie der 15e eeuw, noemt hem ten onrechte Vigoriensis episcopus; Schmitz, de uitgever van het Urkundenbuch der Abtei Heisterbach (Bonn 1908) 194, maakt er bisschop van Worcester van. In 1250 wijdt ‘Theodoricus episcopus Vironensis auctoritate apostolica provisor in spiritualibus diocesis Trajectensis’ een nieuwe kerk te Souburg en regelt de grenzen van het kerspel (v.d. Bergh, Oork. boek I, no. 511; Bijdragen Bisdom Haarlem VIII, 148). De eerste uitgever der oorkonde vertaalt ‘Vironensis’ door van Verona; de tweede door van Verdun. De bisschop verbleef een tijd te Egmond in de abdij; hij reconcilieerde de kerk, het kerkhof en klooster, Dec. in 1250, en wijdde ook de klerken van heinde en ver toegestroomd en twee abten. Hij voerde het gebruik in dagelijks in de abdij het Salve Regina te zingen. De kroniekschrijver der abdij prijst hem als: ‘vir per omnia discretus mansuetudinis et benignitatis praedicandae, multis a domino Papa spiritualium auctoritatum privilegiis honoratus, cum procurator esset ecclesiae Trajectensis’. Als kapelaan vergezelde hem de Minderbroeder fr. Henricus. 25 April 1251 verleende hij een aflaat ten voordeele van het hospitaal Sint Katrijne te Utrecht. Mei 1251 verleende ‘Theodoricus, coöperator domini Henrici electi Ultrajectensis’ gunsten aan de weldoeners der Cist. abdij ter Hunnepe bij Deventer, ook omstreeks dien tijd aan de St. Walburgis te Zutfen. In Sept. en Oct. van hetzelfde jaar ontmoet men den bisschop van Wierland reeds te Lippstadt en in de abdij Falkenhagen O. Cist. Zijn verblijf te Utrecht viel gedurende den tijd, die verliep tusschen de keuze en de wijding van bisschop Hendrik van Vianden 1249-51. De Annalen van Egmond stellen ten
onrechte de wijdingen van bisschop Theodoricus in 1240.
De datum van het overlijden van bisschop Theodoricus is onzeker. De laatste maal komt hij voor bij een altaarwijding in de abdij O. Cist. Walkenried, 1 Maart 1274 of 1281 volgens P. Lemcke, Gesch. des Reichstifts Walkenried (Leipzig 1895) 20.
Zie: Eubel, Hierarchia Cath. I, 563, II, 305, 307, 310; v.d. Bergh, Oorkondenb. van Holland I, 272, 336; Möller, Weihbissch. von Osnabrück 25-27, Archief Aartsb. Utrecht VIII, 156-157, XXX, 241-43; Bijdr. bisdom Haarlem VIII, 148, XXVIII, 462; Sloet, Oorkondenb. van Gelre no. 732; Matthaeus, Analecta (ed. 1738) II, 510-511.
Fruytier