[Lokeman, Petrus]
LOKEMAN (Petrus), geb. te 's Hertogenbosch in 1580, overl. te Rosmalen 1633, studeerde aan de universiteit te Leuven en behaalde den graad van magister der filosofie. Dan volgde hij de lessen der theologie in het college van den Koning en legde zich bijzonder toe op de grieksche en hebreeuwsche talen, waarin hij zeer bedreven was. 1607 bezat hij te Leuven het beneficie der H. Anna in de St. Joriskapel. Daarna heeft hij eenigen tijd de parochie van Oudenbosch en, tijdens de gevangenschap van den pastoor, ook die van Oud-Gastel bediend. 1622 komt hij voor als pastoor te Rosmalen. Zijn ijver blijkt uit zijne klachten over de verdwenen eigendommen van kerk en armen en over den slechten toestand van het kerkgebouw, alsook uit zijn zorg om de parochianen tot het bijwonen der godsdienstoefeningen te bewegen. Na 1629 ondervond hij droevige en zware vervolgingen, het sluiten zijner kerk, enz. Door de nabijheid van 's Hertogenbosch verkeerde hij steeds in gevaar gevangen gezet te worden. De bisschop Ophovius, die zich na 1629 te Geldrop had gevestigd, bediende zich van Lokeman voor zijne briefwisseling in 's Hertogenbosch en omstreken. Pastoor Lokeman was ook dichter en gaf een werkje uit te 's Hertogenbosch met middelmatige latijnsche verzen: Deus omnia Trinus (1622). Door deze uitgave wordt hij bij alle bibliografen vermeld.
Zie: Sweertius, Athen. Belg. 623; Foppens, Bibl. Belg. II, 987; Paquot, Mémoires litt. VI, 198; Biogr. nation. Belg. XII, 316; Hofman Peerlkamp, Vita Belg. qui lat. carmina scripserunt (Brux. 1820) 275; Schutjes, Gesch. bisd. 's Hertogenbosch IV, 655, V, 587, 1045.
Fruytier