op zóó heftigen tegenstand, dat de moed hem ontzonk. ‘Jammer alleen, dat zijne methodistische ziekelijkheden veel van het voortreffelijke, dat in hem was, bedierven’ (Acquoy). 's Mans hervormende arbeid strekte zich oostelijk uit tot in Saksen, noordelijk tot in het toenmalig Oost-Friesland, zuidelijk tot voorbij Keulen.
Van Loder is in het Chronicon Windesemense van Busch (ed. K. Grube, p. 176-179) een brief opgenomen, gericht aan de broeders te Bodingen en handelend onder meer over hun afkeurenswaardig streven naar rijkdom. Op zijn verzoek schreef Salome Sticken, priorin van Diepenveen, waarschijnlijk kort na 1435 voor nieuwe zusterhuizen een Leefregel (‘Vivendi formula’); vergel. dl. II, kol. 1370. Aangaande Hendrik Loder wordt getuigd: dat te Frenswegen de goeden hem hartelijk liefhadden als een vader, de slechten hem vreesden als den duivel zelven; en dat hem in Westfalen, Saksen, Friesland en de Rijnstreken de eerenaam van ‘apostel des lands’ werd gegeven.
Zie: Joh. Busch, Chron. Wind. (ed. K. Grube), vooral 164-186; J.C. van Slee, De kloostervereeniging van Windesheim (Leid. 1874), passim; J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn invloed, inzonderheid II (Utr. 1876), 350-352; Fr. Jostes, Heinrich Loder. Ein westfälischer Mönch vor 500 Jahren in Aus Westfalens Vergangenheit (Münster 1893), 17-31; W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), 203 aant. 2, 215 aant. 7, 312, 360, 362, 378.
Brinkerink