[Kramm, Christiaan]
KRAMM (Christiaan), zoon van Jacob en Maria van Heffen, geb. te Utrecht, 18 April 1797, overl. aldaar 24 Mei 1875; was ongehuwd.
Kramm's vader handelde in wollen stoffen. Christiaan werd in 1810 in de leer gedaan bij N. van Voorst een groot-zilverwerker. In 1815 werd hij geheel belangeloos opgenomen in het atelier van den kunstschilder P.C. Wonder. Spoedig reeds kon hij zelf teekenonderricht geven in de beste utrechtsche families. In 1820 maakte hij het plan voor een schouwburg te Utrecht, enkele jaren later voor een kazerne. In 1823 maakte hij een bouwkundige teekening van de Dom voor een duitsch prachtwerk. Daardoor op de hoogte gekomen van de bouwvalligheid van de Dom, was hij het, die benoemd werd om de eerste herstelling te leiden. In 1826 werd hij benoemd tot directeur der stads-school van Bouwkunde te Utrecht en trad spoedig daarna tevens op als bouwkundige. Vele groote gebouwen en woonhuizen zijn onder zijne leiding tot stand gekomen, ook ging hij voort met schilderen en met het restaureeren van oude schilderijen, waarin hij een hooge trap van volkomenheid heeft bereikt. Vele portretten en miniaturen van bekende tijdgenooten heeft hij gemaakt.
Kramm had sedert vele jaren voor alle benoemingen en lidmaatschapsaanbiedingen van genootschappelijken aard beleefd bedankt.
Zijne publicaties zijn: Proeve der werkdadige Doorzigtkunde, om voor zich de samenstelling te regelen en naar de natuur te teekenen, naar het Fransch (1830); Kunst om zich tegen de werking der vlammen te beveiligen, ter behoeding van spuitgasten en tot redding van menschen, die zich in den brand bevinden enz., naar het Fransch (1833); Nieuw uitgevonden stelsel van Timmerwerk van