[Kloetingen, Jan van]
KLOETINGEN (Jan van) of van Clutingen, Cloetingen, de Clotinghen, uit het bisdom Utrecht dus wel zeker afkomstig van het dorp Kloetingen bij Goes in Zeeland, behaalde 1446 te Leuven aan de universiteit de tweede plaats bij de promotie in de filosofie. 7 Oct. 1447 werd hij aangenomen als regens der filosofie door de faculteit. 1449 wordt hij genoemd ‘Johannes filius Johannis de Clotinghen magister et regens in artibus’. Hij studeerde de theologie en behaalde den graad van licentiaat. 1460 werd hij gekozen tot rector magnificus der universiteit. Verder is in de geschiedenis der universiteit niets van hem bekend. 1490/91 deed Joh. de Cloetinge afstand van een kapelanie aan het altaar van O.L. Vr. van den Rozenkrans in de abdijkerk te Middelburg.
In 1471 komt een J. Clutingen voor als kanunnik van St. Servaas te Maastricht. Hij was een wetenschappelijk man, hoog geacht, die meermalen in geschillen als scheidsrechter werd aangesteld door het kapittel of den magistraat der stad. 11 Oct. 1487 werd hij tot groot-cantor van het kapittel gekozen. In den schat der St. Servaaskerk bewaart men nog een verguld zilveren kruis, door Jan de Cl. besteld in 1490 bij Ulric, goudsmid van Maastricht. Meester Johannis Cloetingen, kanunnik van Sint Servaas, was een speciale weldoener van het Beggaardenklooster te Antwerpen. Indien de datum van zijn dood, 30 Aug. 1531 aangegeven door Doppler juist, en niet 1513 is, dan kan onmogelijk de professor van Leuven en de kanunnik van Maastricht dezelfde persoon zijn. Het necroloog en de lijst der Beggaarden geven geen jaartal.
Zie: Analectes hist. eccl. Belg. II, 237, XXVI (1896), 313, XXX (1903), 227, 249; Reussens, Matricule de l'univ. de Louvain I, 111; Doppler, Nécrologe de la confrérie des chapelains