[Houben, Joannes Andreas]
HOUBEN (Joannes Andreas), Carolus a Sancto Andrea, geb. 11 Dec. 1821 te Munstergeleen en gestorven 5 Jan. 1893 te Dublin (Ierland). Hij was de zoon van Peter Jozef Houben en Johanna Elisabeth Luijten. Zijn vader was molenaar en landbouwer. Vanaf zijn prilste jeugd legde de jonge Houben een meer dan gewone godsvrucht aan den dag. Wijl zich bij hem de roeping tot het priesterschap openbaarde, werd hij in 1855 naar het latijnsche college te Sittard gezonden, dat hij 5 jaren lang bezocht. Het studeeren viel hem aanvankelijk niet licht. In 1839 werd hij door loting tot den militairen dienst verplicht. Men deelde hem in bij het 1ste regt. infanterie en op 1 Juli 1840 werd hij te Bergen op Zoom voor eerste oefening onder de wapenen geroepen. Nog in hetzelfde jaar echter kochten zijn ouders voor hem een remplaçant en kon hij zijn studie in de humaniora voortzetten, welke hij op 24-jarigen leeftijd voltooide.
Overeenkomstig zijn neiging tot ingetogenheid en gebed trad hij nu, 5 Nov. 1845, in de Congregatie der Passionisten, die in 1840 te Ere bij Doornik hun eerste klooster buiten Italië hadden geopend, onder leiding van den eerbiedwaardigen pater Dominicus. Houben, die de eerste Nederlander was, die zich bij hen als candidaat voor het priesterschap aanmeldde, verkreeg den kloosternaam: Carolus a Sancto Andrea. Hij zou nu zijn vaderland nimmer terugzien. Op 1 Dec. 1845 ontving hij het kleed dezer strenge orde en na een vruchtbaar noviciaat en een met succes voortgezette studie der philosophie en godgeleerdheid, ontving hij 21 Dec. 1850 de H. Priesterwijding. Kort daarop werd hij naar Engeland gezonden, waar de Passionisten werkten aan de verbreiding van het katholicisme. Pater Houben was hier achtereenvolgens werkzaam te St. Wilfrid, Asten Hall bij Londen en Sutton bij Liverpool. In 1857 werd hij overgeplaatst naar Dublin. Hier zou hij nagenoeg zijn geheele verdere leven hebben te wijden aan de zielzorg onder de arme Ieren.
Door de groote populariteit, die de Passionisten, dank zij vooral de persoonlijkheid van pater Carolus, hier weldra in de geheele streek genoten, bleek het klooster ‘Mount Argus’ spoedig te klein, doch kon het door de ruime bijdragen der Ieren reeds na enkele jaren een aanzienlijk gebouw met een prachtige romaansche kerk worden. Het apostolaat van pater Carolus ging de rijkste vruchten dragen. Uit dezen tijd ook dateert het eerste wonder dat op zijn gebed en zegen plaatsgreep, en dat later nog door een geheele reeks andere zou worden gevolgd. Aangezien door zijn ijver en zelfopoffering zijne gezondheid ernstig bedreigd was geworden, zonden zijne oversten hem in 1866 weder naar Engeland. In 1874 mocht hij naar Ierland terugkeeren. Zijn faam van heiligheid was oorzaak, dat dagelijks van heinde en ver groote scharen naar Mount-Argus kwamen om zijn zegen of raad te vragen. Het volk noemde hem den heilige van Mount-Argus. Zijn zegen en gebed werkte een groote reeks wonderbare genezingen uit.
De doodstijding van pater Carolus bracht door geheel Ierland rouw teweeg. Hij werd onder enorme belangstelling begraven op het kerkhof van het klooster ‘Mount-Argus’ te Dublin. Schier dagelijks treft men nog heden op zijn graf een aantal bezoekers aan, die er komen bidden.