[Hoorenmaker, Lodewijk]
HOORENMAKER (Lodewijk), geb. te Gent in 1549, overl. te Schoten bij Haarlem 14 Juli 1573, zoon van Frans Hoorenmaker, linnenkoopman en Margaretha de Laute. Hij wordt ook wel genoemd Lodewijk van Gent. In 1566 diende Hoorenmaker te Gent in het vendel der burgerij van Antonius Bousse, baljuw van Deinse. In 1566 ging hij tot de Hervorming over, moest in 1567 bij de komst van Alva Gent verlaten, en vluchtte naar Engeland. In zomer 1569 dient hij op de vloot der Watergeuzen in Engeland en komt 16 Sept. 1569 terug naar het Vlie en de Eems. 1 Apr. 1572 is Hoorenmaker bij de inneming van den Briel, in Dec. 1572 is hij luitenant van Wigbolt Ripperda, bevelhebber van Haarlem. Hij toonde zich hier zoo dapper, dat de Spanjaarden hem noemden ‘den dullen Gentenaer’. Na de inneming van Haarlem werd hij 14 Juli 1573 door de Spanjaarden bij Schoten onthoofd.
Zie: van Groningen, Gesch. der Waterg. 127; Altmeyer, Gueux de Mer, 143; Piron, Algem. Levensbeschr. 169; Biogr. nat. de Belg. IX, 463.
Vogels