waar Homberg tot aan zijn dood op 24 September 1715, onafgebroken en met succes gearbeid heeft. Homberg is nooit Franschman in den vollen zin van het woord geworden; maar ondanks zijn afkeer van het hofleven, was hij door zijn aangename manieren en opgewekt humeur te Parijs toch in gezelschap gaarne gezien.
Zijn wetenschappelijke arbeid is van grooten omvang en getuigt van de meest uiteenloopende belangstelling op fysisch en chemisch gebied, waarbij een voor dien tijd zeldzame voorkeur bij Homberg ten aanzien van quantitatieve proefnemingen aan den dag treedt, een omstandigheid, die ten deele op rekening gesteld kan worden van Boyle's invloed. Zijn theoretische inzichten stonden niet boven die van zijn tijd; daarentegen getuigen zijn proefnemingen ondubbelzinnig van oorspronkelijkheid. Bij zijn quantitatieve onderzoekingen bestudeerde hij de gewichtsvermeerdering van het kwik bij de oxydatie, het specifiek gewicht van vloeistoffen, ter bepaling waarvan hij den vloeistofpyknometer construeerde, en vooral trachtte hij de verhouding der gewichten te bepalen van de hoeveelheden van eenig zuur, die noodig waren om hetzelfde gewicht van allerleibasen te neutralizeeren, en omgekeerd. Deze laatste onderzoekingen waren in beginsel van groote beteekenis; de nauwkeurigheid liet echter teveel te wenschen over, dan dat hij in staat geweest is, uit zijne resultaten de wet der aequivalenten af te leiden. Voorts hield hij zich bezig met proeven over het vacuum en over de fosforesceerende stoffen, en met tal van chemisch-technische problemen. In 1702 ontdekte hij het boorzuur, dat hij uit borax met behulp van zwavelzuur afscheidde, en waarvan hij als koortswerend middel gebruik maakte (sel sedativum Hombergi). In het algemeen doet Homberg's arbeid hem kennen als een uitsteken den proefnemer en een goed onderzoeker; de theoretische interpretatie der verschijnselen echter ging bij hem nog al eens mank. Toch behoort hij tot de besten der 17e-eeuwsche chemici.
Eene volledige opgave en bespreking van zijne wetenschappelijke publicatie's, die alle tusschen 1691 en 1714 verschenen zijn in de Mémoires de l'Académie des Sciences de Paris, is te vinden bij F.M. Jaeger, Historische studiën (Groningen 1919), p. 186-197; over Homberg zèlf zie men daar, p. 171-197.
Jaeger