[Heyst, David François van]
HEYST (David François van), nederlandsch letterkundige, geb. 28 Juli 1834 te Gouda, overl. te 's Gravenhage 27 Mei 1910, de eenige zoon van Dr. David van Heyst en Sara Boonacker, stammend uit een oud vlaamsch geslacht: Michiel van H. verhuisde in 't begin der 17e eeuw van Antwerpen naar Amsterdam als handelsman. Daar haar jongen wegens zwakke gezondheid ongeregeld school had gegaan, vergoedde moeder Sara (de vader overleed reeds in 1836, kort na zijn beroep als predikant te Leiden) dit, door hem van zijn 14e tot 17e jaar tot huisonderwijzer te geven J.J. Backer Dirks (zie ald.), die grooten invloed op hem oefende en steeds zijn vriend bleef. In 1852 verhuisde hij met zijn moeder naar Haarlem. Hier werkte hij op de bloemisterij van Polman Mooy en werd adspirant-lid van een reciteer-college, de Rederijkerskamer Laurens Janszoon Koster. In 1857 trok hij met zijn moeder naar Amsterdam, om zich geheel aan letterkundige oefeningen te wijden, doch vertrok 3 jaar later om haar weer naar Leiden, waar hij, als groote vriend van notaris J.M.E. Dercksen (zie ald.), ook na haar dood (1864) bleef wonen tot 1882, toen hij zich in den Haag vestigde, om meer in de tooneelwereld te leven. Hier was hij als bestuurslid, het laatst als voorzitter, van de afdeeling 's Gravenhage van het Nederlandsche Tooneel werkzaam en leverde tooneelverslagen van hollandsche voorstellingen in het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage (1889-99). De critiek hierin, meer opbouwend dan afbrekend, werd door de tooneelisten zeer op prijs gesteld. Van Heyst voerde de redactie van Het Leeskabinet van 1875-97. Asthma en ooglijden maakten hem sinds 1879 het werken moeilijk. Sinds 1854 was v.H. lid van de Mij. der Nederl. Letterkunde. Zijn tooneelarbeid begon met het vertalen van een paar duitsche tooneelstukken, die in Amsterdam werden opgevoerd: Jolanda (van
Herz) (1857) en Marguerite Donose (van Charlotte Birch Pfeiffer (1858). Als oorspronkelijke stukjes gaf hij: De Liefde onder alle standen (1860); Uit Indië terug (1865). Door den uitgever L.F.J. Haspels, uitgever te Amsterdam en zelf declamator, werd hij (1867) redacteur van diens sinds 1857 bestaand Jaarboekje voor Rederijkers, dat hij tot 1881 redigeerde en voorzag van oorspronkelijke en vertaalde bijdragen. In dat van 1868 verscheen De samenzwering te Venetië. Ook in andere, in 't midden der 19e eeuw zoo zeer gewilde en veelal fraai verzorgde jaarboekjes leverde van H. bijdragen: o.a. in Aurora, Holland, Erica en Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. Uit de verzen daarin opgenomen vormde hij een bundel Gedichten en Rijmen (1888). In 1870 verscheen het tooneelstuk Zwijgende kwaadsprekendheid en in 1873 het historisch drama George de Lalaing, graaf van Rennenberg, in rijmlooze jamben, door Teyler's 2e genootschap met goud bekroond en meermalen door verschillende tooneel gezelschappen vertoond.
Den 13en Juni 1865 trouwde van H. met Geertruida Josina Boonacker, die hem 5 kinderen schonk, waarvan twee dochters hem overleefden. Voor zijn kinderen schreef hij Het ijzersterke prentenboek (1869). Toen zijn vrouw 15 Mei 1871 overleden was, hertrouwde hij in 1877 met Adriana Hendrica Buddingh, die hem bij haar dood (1885) een zesjarig zoontje naliet.