[Henricus, de Lützenburg]
HENRICUS, de Lützenburg, Minderbroeder. bisschop van Semgallen, benoemd 5 Dec. 1247, werd overgeplaatst 3 Maart 1251 naar Koerland en 13 Febr. 1263 naar Chiemsee. Hij verbleef als zoovele andere bisschoppen dier streek een tijd in ons land en verrichtte nog wijdingen in de bisdommen Luik, Trier, Constance enz. 1 Juli 1264 verleende hij een aflaat aan de kerk der Cisterciënserabdij te Roermond. 24 Aug. 1265 wijdde hij aldaar een altaar en schonk een aflaat aan allen, die zouden bijdragen, voor de voltooiing der abdijkerk. 6 Sept. 1286 wijdde hij altaren in de abdij van Thorn.
Habets, Gesch. bisdom Roerm. I, 614, beschouwt zijn bisschopstitel ten onrechte als van het grieksche Chios. Hendrik van Lützenburg was een neef van den aartsbisschop van Mainz, op wiens verzoek de Paus aan zijn legaat gebood Hendrik te voorzien van een bisdom. Over zijne verplaatsingen en de moeilijkheden in die streken, zie de bij Böhmer, Regesta Imperii V, aangehaalde schrijvers, no. 7717, 7913, 10194a, 11696, 98, 9310, 11809, 73, 74, 11920.
Zie: Eubel, Hierarchia Cath. I, 191; dez., Der Minorit Hendrik von Lützelbourg, Bischof von Semgallen, Curland und Chiemsee in Hist. Jahrbuch VI, 93-103; Valerius Hülshof, Henricus bisschop van Chiemsee te Roermond in 1264 en 1265, te Thorn 1268 in Maasgouw (1902) XXIV, 49; J. Habets, De archieven der Rijksabdij Thorn (Maastr. 1889) I, 32.
Fruytier