[Havermans, Jacobus]
HAVERMANS (Jacobus), geb. te Breda, 23 Aug. 1640 en den volgenden dag in de prot. kerk gedoopt, overl. te Dussen 16 Jan. 1685. Hij was de oudste der acht kinderen van Adriaan den griffier der stad Breda en Johanna Aerssen (l, 1034) en ging na den dood zijns vaders met de nog levende broers en zusters over tot de katholieke kerk; 23 Aug. 1663 trad hij in de St. Michielsabdij te Antwerpen, waar hij werd geprofest 1 Oct. 1665 met den naam van Bernardus. Na zijne priesterwijding 4 Juni 1667 bekleedde hij in de abdij het ambt van circator, werd daarna tot kapelaan benoemd te Minderhout; na tien jaar aldaar werkzaam te zijn geweest verplaatsten zijne oversten hem naar Borsbeek bij Antwerpen en daarna nam hij het pastoraat waar te Dussen in N. Brabant. (Het obituarium zegt verkeerd: ‘Dassen in Zelandia’).
Schutjes deelt mede, Gesch. Bisd. 's Hertogenbosch III, 530, dat R.P. Gerardus Havermans in het doopregister van Dussen N. Br. voorkomt van 19 Nov. 1679 tot 6 Nov. 1683; vermoedelijk is deze Gerardus, die 23 Sept. 1643 te Breda werd geboren, uit dezelfde ouders en 5 Maart 1664 Carmeliet werd te Mechelen. Bernardus Havermans vervolgde het gemeld register tot 5 April 1685. Deze laatste datum stemt niet overeen met het Obituarium van St. Michiel.
Bern. Jacobus H. gaf in druk uit: Lofdicht ter eeren van de Heytigen en haar eerwaerdighe Reliquien ten thoon ghestelt in de wijdvermaerde Cappel aldaer (Minderhout) (Antw., Hendr. Sleghers. Keizer in de Gulden Roos, z.j.).
Zie: Goovaerts, Ecrivains de l'ordre de Prémontré I, 356; Graf- en Gedenkschriften van de provincie Antwerpen IV, 135; Taxandria XXXI (1924).
Fruytier