Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Hase, Wilhelm de]

HASE (Wilhelm de), Haese, Haas of Haze, waarschijnlijk zoon van Peter de Hase, 23 Oct. 1568 verbrand (zie vorig art.), overl. te Haarlem Febr. 1625. Hij werd predikant in de classis Leiden 1586 (Reitsma en van Veen, Acta II, 284), te Rijnsburg in 1588, te Haarlem 22 Sept. 1591; om gezondheidsredenen ontslagen 1618. Om zijn tegemoetkomende houding tegenover de vroedschap van Haarlem bij zijn beroep daarheen vielen tegenstanders hem aan; waarna hij zich verdedigt in zijn: Vriendelicke ende corte verantwoordinghe teghens de groote lasteringhen die dagelijcx .... werden uytghestroyt tot verachtinghe van Wilhelm de Hase .... (Haerl. 1615). Zijn ambtgenoot Dion Sprankhuysen en G. Brandt roemen hem. Hij had bij de organisatie van de Gereformeerde Kerk in Noord-Holland een eerste plaats. S. Ampsing schrijft in Beschrijvinge en de lof der stad Haerlem, blz. 141, dat hij ook heeft uitgegeven: Een seer noodzakelijk leerstuck, in 't welke alle vroome Christenen haer dagelijkx moeten oeffenen om met een goede

[p. 722]

conscientie in den Heere gesterkt ende wel getroost te werden in alle het lijden datze hier moeten dragen. Item een Noodwendig Leerstuck, waer in de mensch grondig onderwezen van het eeuwige leven ons door Jesum Christum verworven.

Zijn zoon Abraham de Hase was predikant te Wijk aan Zee en -Binnen sedert 1600 en overleed in 1605 (Reitsma en van Veen, Acta I, 292). Of is hij dezelfde als Abraham Hasius, predikant op het fort Nassau (of de Voorn) sedert 1607, die overleed in 1621 (Kerkelijk Handboek (1903), Bijl, 168; Reitsma en van Veen, Acta IV, 154, 170, 172, 217)?

Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 556 v.; G. Brandt, Hist. der Reform. II (Amst. 1674), 303, 921; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert II (Amst. 1875), 326, aant. 2; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 151; (1908) Bijl., 116, 152; Ned. Arch. v. Kerkgesch. VI (1909), 173.

Knipscheer