[Harda, jonker Pibo van]
HARDA (jonker Pibo van), geb. State Herwey bij Ternaard omstr. 1540, overl. Ameland 23 Febr. 1571, zoon van Fedde van Harda en Saeck van Herwey, trouwt His van Bootsma, geb. te Kollum, dochter van Sierck Bootsma en Sithe Feitsma. In 1558 was Harda nog minderjarig; in 1566 teekent hij het Compromis, en woonde met zijn vrouw op State Herwey, in Mrt. 1567 is hij met Hendrik van Brederode in Amsterdam, en berooft 17 Mrt. 1567 met anderen den gezant de la Torre van zijn papieren. In 1567 vluchtte hij met zijn zoon Fedde naar Emden, zijn vrouw en andere kinderen bleven in Friesland achter. Apr. 1567 is Harda in Emden, Mei 1567 woont hij aldaar in de z.g. Geuzenherberg, 4 Juni 1567 reist hij naar Leer, maar is 6 Juni 1567 weer in Emden terug. 9 Jan. 1568 wordt hij door het Hof van Friesland gedagvaard (op 30 Jan. 1563 verdedigt hij zich tegen zijn oproeping) en weldra verbannen met verbeurd verklaring zijner goederen; vergeefs tracht hij zijn goederen nog te redden. Begin Mei 1568 is hij nog in Emden, en voegt zich nu bij het leger van graaf Lodewijk, 23 Mei 1568 vecht Harda bij Heiligerlee, en 21 Juli 1568 ontkomt hij aan de nederlaag bij Jemmingen, hij vluchtte naar Emden. Harda voegde zich niet bij de Watergeuzen, en maakte nooit hun tochten mede, omdat hij het niet eens was met hun manier van oorlogvoeren. 8 Sept. 1568 wordt zijn naam in Leeuwarden aangeslagen, door heimwee volgde hij eens de Watergeuzen, toen dezen een landgang op Ameland deden, de Spanjaarden versloegen de Geuzen, en Harda sneuvelde 23 Febr. 1571.
Zie: Schwartzenberg, Charterboek III, 726, 752; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 63, 144, 171, 232; Andreae, De Friesche Waterg. in Vrije Fries, 3e Reeks, IV, 453, 462, V, 33; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 19, 188; Altmeyer, Gueux de Mer, 78; te Water, Verbond der Edelen II, 449; Vrije Fries IX, 425; Gabbema, Verhaal van de stad Leeuwarden 499-504.
Vogels