Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 663]
| |
Antonius van H. en Anna van der Meeren, overleed als proost der abdij Afflighem bij Aalst 31 Juli 1648. Hij studeerde aan de universiteit te Leuven en de filosofie en theologie. 1609 bood hij zich als novice aan in de abdij van Afflighem O.S. Ben., waar hij 14 Mei 1611 als dom Benedictus zijne geloften uitsprak. 1613 werd hij tot priester gewijd en studeerde nog een tijd te Leuven tot hij den graad van baccalaureus had behaald. 1614 werd hij naar de priorij van Bornhem gezonden om aldaar tijdelijk het pastoraat waar te nemen. De aartsbisschop van Mechelen, Mathias Hovius, abt van Afflighem, stelde 1616 van Haeften aan tot prior en 1618 tot proost der abdij Afflighem, vervallen door de troebele tijden der hervorming en door de inlijving bij het aartsbisdom Mechelen, dankte aan van Haeften zoowel in het tijdelijke, namelijk in gebouwen, bezittingen der abdij en der prioraten, als in het geestelijke, de opleving der regeltucht, een volledig herstel en nieuwen bloei. Hij voerde strengere statuten in, eene hervorming, en verliet de congregatie van Bursfeld, om zich bij enkele belgische abdijen aan te sluiten en een nieuwe congregatie van O.L. Vrouw Opdracht te vormen. De aartsbisschop Boonen had deze verandering vooral bewerkt, omdat hierdoor zijne rechten als abt versterkt werden. De monniken der oude of milde observantie werden naar de priorijen gezonden. 28 Nov. 1628 deden de hervormde monniken, na een jaar noviciaat, hunne plechtige professie volgens de nieuwe statuten. Corn. Jansenius, de later befaamde bisschop van IJperen, hield de feestrede, welke een diepen indruk maakte en, vertaald door Arnauld d'Andylly, meermalen gedrukt werd. Dom Haeftenus steunde ook de invoering der strenge hervorming in andere abdijen. Dit ging gewoonlijk niet zonder strijd, die dikwijls tot bittere partijdigheid voerde. De abt van St. Pieter te Gent, Gerard Rijm, was eerst van zins de hervorming van Afflighem in zijne abdij in te voeren; na eenige onderhandelingen veranderde hij zijn plan op aandrang zijner monniken, die de gematigde observantie, door den Paus goedgekeurd, verkozen te onderhouden. Haeftenus steunde de vier monniken, die de hervorming van Afflighem begeerden. De zaak verwekte veel opspraak, zoodat de abt van St. Pieter een verdedigingsschrift uitgaf, dat door Haeftenus werd beantwoord en de oorzaak werd van een pennestrijd, die niet altijd de personen spaarde, 1634 (Paquot, Mémoires litt. XIII, 240-242). Haeftenus werd door zijne onderhoorigen bemind en genoot door zijne uitgebreide kennis de achting van alle geleerden van dien tijd, zooals uit zijne briefwisseling blijkt. Hij kende grondig de latijnsche, grieksche en hebreeuwsche talen. Door eene voortdurende lezing was hij vertrouwd met de schriftuur en de kerkvaders. Zijn groot werk over den regel van den H. Benedictus, het uitgebreidste, dat verschenen is, bewijst, dat hij met het kloosterwezen en de verschillende orden van den H. Benedictus nauwkeurig bekend was. Zijne andere werken toonen, hoezeer hij de ascetische schrijvers kende en beminde, de vlaamsche taal waardeerde en de dichtkunst beoefende. Zijn eerste werk was een verzameling van godvruchtige vlaamsche gezangen, 1622. Eene ziekte kwam zijne aanhoudende werkzaamheid onderbreken; hij kon zijn laatste werk, Venatio sacra, niet voltooien, zoodat het eerst gedeeltelijk in 1650 werd uitgegeven. Op aanraden der geneesheeren begaf hij zich naar Spa, waar hij nog eenige gedichten schreef en de dood hem verraste. Hij werd in de abdij | |
[pagina 664]
| |
Stavelot begraven, doch 12 Sept. 1648 werd zijn lijk naar Afflighem overgebracht en bijgezet in de kerk voor het altaar van O.L. Vrouw, wier eeredienst hij steeds zooveel mogelijk bevorderd had. Haeftenus behoorde tot de richting der rigoristen. De invloed van den aartsbisschop Boonen, den abt van Afflighem, de vertrouwelijke betrekkingen met Jansenius, Fromont, Calenus enz., die later als voorstanders van het strenge Jansenisme zooveel opspraak verwekten, verklaart dat. De strenge beoordeeling door Haeftenus van het werk van den milden Caramuel O. Cist. te Brugge, Theologia regularis, toont dit wel aan. Hij droeg zijn groot werk Benedictus illustratus op (1190 blz. in fol.) aan den aartsbisschop Boonen; Calenus voorzag het werk van een uitvoerige goedkeuring. Een goede levensbeschrijving van Haeftenus bestaat nog niet. De beknopte schets door dom Odo Cambier van Afflighem, gedrukt in Sanderus, Chorographia sacra Brabant. (Hag. Com. 1726) I, 47-49 is de voornaamste bron voor zijne geschiedenis. Zij werd afgedrukt in Ziegelbauer-Legipont, Historia rei litterariae O.S.B. III, 377-379 en benut door de biografen Foppens, Bibl. Belg.; François, Ecrivains de l'ordre de St. Benoît; Biogr. nat. Belg. VIII, 598-99, enz., die de verschillende uitgaven zijner werken vermelden. Haeftenus beschermde wetenschap en kunst. De Crayer en Rubens werkten voor zijne abdij. Rubens' kruisdraging, thans in de O.L. Vrouwe kerk te Antwerpen, is afkomstig van Afflighem. Het portret van D. Haeftenus, eene schoone gravure, in Foppens, Bibl. Belg. II, 133, is gemaakt naar een levensgroote schilderij, welke, gered tijdens de fransche revolutie, tot 1914 bewaard werd in het herstelde Afflighem te Dendermonde. Zij werd met de abdij 1914 bij de verwoesting der stad een prooi der vlammen. Een moderne copie van het levensgroote portret wordt bewaard in de nieuwe herstelde abdij Afflighem bij Aalst. Zijn portret kwam ook voor op een schilderij van de Crayer, de geboorte van Christus, in het hoofdaltaar van het klooster Blijdenburg te Mechelen. Zie: Revue Bénédictine VI (1889), 305-309; 544-545, XIII (1896) 492-497; D. Bernard, Gesch. der abdij Afflighem (Gent 1890) 240-253; Hergenröther, Kirchenlexikon V, 1440-1442; Stud. und Mittheil. aus dem Ben. und Cist. ord. VII (1886), 414-432, X (1889), 549-553. Fruytier |
|