[Habbema, Johannes]
HABBEMA (Johannes), geb. te Leeuwarden in 1732, overl. te Delft 12 Maart 1800. Hij studeerde te Leiden en promoveerde te Franeker tot doctor in de godgeleerdheid in 1756 op een proefschrift over 1 Cor. 6:4. Sedert Oct. 1756 studeerde hij daarna nog te Groningen. Hij werd predikant te Twijzel en Kooten 25 Juni 1758, te Gorinchem 27 Maart 1763, te Rotterdam 16 Aug. 1767, emeritus wegens gekrenkte geestvermogens 2 Febr. 1789. In 1774 verscheen op initiatief van Petrus Hofstede (zie IV, kol. 763) de Nederlandsche Bibliotheek als tegenwicht naast de meer liberale tijdschriften De Denker en Vaderlandsche Letteroefeningen. Habbema noemde zichzelven van deze bibliotheek den ‘verzamelaar en uitgever’. Bij de moeilijkheden, t.a.p. in ons werk reeds beschreven, gaf Habbema uit: Historisch Verhaal nopens het gebeurde met de Nederl. Bibl. .... (Rott. 1775). Naar aanleiding van een preek van zijn ambtgenoot te Rotterdam J.J. le Sage ten Broek (zie in dit deel kol. 210) voelde Habbema zich genoopt zijn standpunt uiteen te zetten in: De Leer der Hervormde Kerk aangaande het Borgtogtelijke van Christus lijden bevestigd .... (Amst. 1783). Het geschil tusschen beiden lokte een heele reeks geschriften uit. De classis van Schieland en de Staten werden er in gemengd. De Staten maakten een einde aan het twistgeschrijf, dat blijkbaar algemeen met groote belangstelling gevolgd was. Hij schreef nog vele andere werken. Herhaaldelijk is met groote uitvoerigheid over de hier aangestipte kwesties geschreven.
Van zijn portret bestaat een prent door J. van der Spruyt.
Zie: J.P. de Bie, Het leven en de werken van Petrus Hofstede (Rott. 1899), vooral blz. 308-325, 442-453; Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. I, 622-628; hetzelfde werk, voortgezet door de Bie en Loosjes III, 432-436; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 116, 153; (1911) Bijl., 188.
Knipscheer