[Graanboom, Aron Mozes Isaac]
GRAANBOOM (Aron Mozes Isaac), zoon van Abraham Graanboom, was opperrabbijn van de zg. ‘nieuwe gemeente’ te Amsterdam. De beide joodsche gemeenten van Amsterdam waren in 1795 vurig oranjegezind en afkeerig van het nieuwe gebleven. Zij wilden ‘joodsche natie’ op nederlandschen bodem blijven en voelden niets voor de gelijkstelling, het fransche devies. Onder de jongere generatie ontstond nu een societeit ‘Felix Libertate’, die onder de Asser's de emancipatie vurig heeft voorgestaan. In 1796 kwam zij tot stand. Zij stichtte een eigen gemeente ‘Adath Jesurun’ genaamd, die een eigen Synagoge (N. Heerengracht en Rapenburgstraat) een eigen begraafplaats (te Overveen) bezat en op 29 Maart 1797 Isaac Graanboom tot haar opperrabbijn benoemde. Vóór dien tijd was hij de bijzondere leeraar van het pas gereorganiseerde Ned. israël. seminarium geweest (L. Wagenaar, Het Ned. Isr. Semin. Amst. 1918, 5). Tegen hem en 22 leden dezer ‘nieuwe gemeente’ ging de oude gemeenten processen aan, omdat zij het alleenbestaansrecht vanouds en volgens de geapprobeerde reglementen bezaten. De opperrabbijn Graanboom stamt uit een christelijk zweedsch geslacht, dat tot het Jodendom overging, van daar zijn naam ‘Guer’ (bekeerling). In 1789 gaf hij drie ethisch-exegetische verhandelingen over het Talmoedtractaat Aboth II, 18 uit onder den titel Zerang Jilschak (het zaad van Izak). Hij overleed 's avonds 10 Maart 1807 en werd den 12den, nadat de portug. gemeente hem de gebruikelijke eer bewees, te Overveen begraven. Koning Lodewijk Napoleon vereenigde de gemeenten in 1808, doch de weduwe van Graanboom kreeg pensioen. Zijn voor eenige jaren stukgeslagen graftombe werd door de ned.-isr. Hoofdsynagoge te Amsterdam weder gerestaureerd en is afgebeeld in het weekblad De
geillustr. Joodsche Post (No. 22, p. 339). De Bibliotheca Rosenthaliana bezit een foto van een wassen beeld, dat Isaac Graanboom voorstelt.
Zie: J.S. da Silva Rosa, Bijdrage tot